LEZING: Chris Kroeze – Praktijkleren

NAAM BRON: Chris Kroeze over Samen Opleiden (Werkplekleren en begeleiding)

TYPE BRON: Lezing

AUTEUR: Kroeze, C. (Lerarenopleider en onderzoeker bij de HAN)

APA:

(Chris Kroeze, persoonlijke communicatie, 6 oktober 2021)

CONTEXT: praktijkleren, kwaliteit, competenties

VERZAMELING VAN MATERIAAL UIT DE BRON:

6 oktober 2021 – Lezing Chris Kroeze over WERKPLEKLEREN

 

(Chris Kroeze, persoonlijke communicatie, 6 oktober 2021)

Uit de lezing van Chris Kroeze bleek….

Kroeze begint zijn lezing met aan te geven dat zijn lezing gaat over de vraag hoe je tegemoetkomt aan de behoefte van de student. Chris Kroeze is 20 jaar bezig met het onderzoeken van hoe leren in de beroepspraktijk werkt in de opleiding. In ieder geval heeft hij kunnen concluderen: ‘vertrouw niemand die zegt dat die weet hoe het moet’. En: ‘Er is meer dat we niet weten, dan wel weten’.

 

Chris Kroeze gaat in op een aantal aspecten: (1) leren op de werkplek; (2) leren op de werkplek en begeleiding; (3) Begeleiding en samen opleiden en (4) de uitdagingen van Samen Opleiden.

 

Binnen het werkplek leren is er sprake van mogelijkheden (affluence) en doen (agency), waarbinnen geleerd wordt. Leren gaat over het opbouwen van patronen, waarbij je onderzoekt wat er nodig is aan kennis en houding. à KOPPELING NAAR BEWUSTWORDING. PATRONEN HERKENNEN EN OPBOUWEN

 

Leren op de werkplek betekent dat je kunt leren binnen de mogelijkheden (het klimrek) die er op de opleidingsschool zijn. Niet elk klimrek is identiek en dus is er sprake van gesitueerd leren. à IN RELATIE TOT HET LEREN ZOALS MET ONSTENK GESPROKEN DAT DE ERVARING EN DE MOGELIJKHEDEN VAN DE TAAL VAN DE STUDENT DUS MEDE BEPALEND HIERIN ZIJN.

 

‘Wat niet in het klimrek zit, daar kun je ook niet in klimmen’ à CITAAT. CONTEXT: PRAKTIJKLEREN, ERVARING, GESPREK ONSTENK

 

Leren in een beroepsomgeving betekent dat je ziet dat de leraren dingen doen, maar dat je niet ziet wat er onder de handelingen ligt. Je ziet de bovenkant van de ijsberg, maar niet alle beweegredenen eronder. Hierin heb je als student dus de vraag te stellen wie of wat je nodig hebt om je hiertoe te verhouden. Vanuit de (filosofische) theorie van de ‘tacit knowledge en routines’ is het zo dat sommige leraren niet meer de herinnering hebben aan hoe ze ooit de vaardigheden geleerd hebben. Het bewustzijn van die intuïtie, handelingen en routines is verworden tot onbewuste kennis. à CONNECTIE MET GESPREK ONSTENK. ZE ZIJN ONBEWUST BEKWAAM.

 

Werkplekleren is altijd situatie gebonden, persoonsgebonden en complex. Het is complex omdat routines soms onbewust aanwezig zijn. Het omgooien van die routines is nog moeilijker. à ROUTINES, BEWUSTZIJN, BEWUSTWORDING

 

Chris Kroeze ging in op het vraagstuk wat nu eigenlijk effectief leren is. Hierin noemt hij: het maken van voldoende uren, reflectie als belangrijk onderdeel van effectief leren (waarbij hij opmerkt dat het schrijven van verslagen niet leidt tot reflectie), actief zelf mogen sturen (eigenaarschap), leren in de echte situatie en tot slot de wijze van begeleiding. Binnen de begeleiding geeft hij aan dat alle wijzen van begeleiding door elkaar lopen en dat een student voor juiste begeleiding niet altijd bij zijn vaste begeleider hoeft te zoeken naar de juiste begeleiding. Deze kan de student ook op andere plekken vinden. à ACTIEF ZELF STUREN, RELATIE FOTO-KEUZE (ONDERBOUWING), REFLECTIE ALS MIDDEL NIET ALS DOEL

 

Onder begeleiding verstaat Chris Kroeze ‘het geheel van relaties dat van betekenis is voor de ontwikkeling van de beroepsbeoefenaar’. à DEFINITIE, CITAAT, LET OP: HET GEHEEL EN BETEKENIS

 

Begeleiding kent vele behoeften van rolmodel, tot gastheer en van leermeester tot raadgever, en nog zeer veel variaties hierop. Niet altijd kunnen alle formele begeleidingsrollen kunnen worden vervuld door één persoon. De studenten geven aan welke rol ze behoeven en wat ze vragen van de begeleiding. De studenten gaan daarmee ook op zoek naar wie deze begeleiding kan bieden. Goede begeleiding is geen vast protocol, tenzij dit aansluiten. Goede begeleiding zoekt naar mogelijkheden, onderzoekt de behoefte en stelt de begeleiding centraal en niet de begeleider. à DE INTERVENTIE IS SLECHTS EEN ONDERDEEL VAN DE VOLLEDIGE BEGELEIDING. GEEFT SLECHTS ENKELE ROLLEN HIERVAN.

 

Zowel de student als de ervaren professional heeft begeleiding nodig. à VOOR MEERDERE DOELGROEPEN RELEVANT

 

Begeleiding is niet alleen relevant voor de student als student, maar daarmee laat je de student ook zien wat begeleiding is. à TOEKOMSTGERICHT

 

Begeleiding vraagt om het beantwoorden van de vraag wat er nodig is om ergens te komen. Zowel in formele als informele organisaties. Begeleiding in een opleiding richt zich daarnaast op de vraag om ergens uit te komen wat de opleiding vraagt om startbekwaam te zijn. Dit kan een spanningsveld met zich meebrengen. à BEGELEIDEN, WAARTOE?

 

Begeleiding moet zich niet richten op het volgens van protocollen of een model, maar op de vraag hoeveel en welke begeleiding fijn is voor het leren van de student. à BEPALEND VOOR DE KEUZE VAN TYPE EN WIJZE VAN VRAGEN. HIEROM DE VOORKEUR VOOR EEN MEER ITERATIEVE BENADERING