Begeleidingsverslag

Navigatie begeleidingsverslag. Hiernaast heb ik zelf ook voor andere begeleiding gevraagd die is terug te vinden in het [logboek in de tijd]

Ieder begeleidingsverslag wordt afgesloten met een reflectie op het gesprek.

Peerfeedback Externe begeleiding Interne begeleiding / vanuit de opleiding
Peerfeedback – 26 maart 2022 – feedback op leeswijzer versie 3

Peerfeedback – 25 maart 2022 – feedback op versie 2 leeswijzer

Peerfeedback – 23 maart 2022 – feedback op eerste versie leeswijzer

Peerfeedback – 21 maart 2022 – Reflectie op proces schrijven positionering en feedback

Peerfeedback – 18 februari 2022 – positionering

Peergroep – 4 februari 2022 – analyse en concluderen

Peergroep – 14 januari 2022 – Feedback datamap 

Paul Verschuur – 8 januari 2022 – feedback logboek

Peergroep – 19 november 2021 – methodiek, logboek en onderzoek

Peergroep – 29 oktober 2021 – Methodiek, logboek en onderzoek

Ronald Hueskens – 8 maart 2022 interbeoordelingsbetrouw- baarheidscheck

Jeroen Onstenk – 3 maart 2022 interbeoordelingsbetrouw- baarheidscheck

Jeroen Onstenk – 10 februari 2022 – over coderen en analyseren

Mailcontact januari en belcontact – input op werkwijze

Jeroen Onstenk – 18 november 2021 – over de interventie, methode en dubbele laag

Jeroen Onstenk – 14 oktober 2021 – Kennismaking, onderzoek en hoofdvraag

Job Balk – 20 maart 2022 – feedback leeswijzer

Tobias Frensen (intern begeleider) – 25 februari 2022 – formatieve feedback leeswijzer en positionering

Martina Freyja Kartelo – 22 januari 2022 – ARD. Codering, praktisch en constructief, bewustwording in relatie tot handelen

Christianne Niesten – 22 januari 2022 – ARD. Codering, historische context,  bewustwording in relatie tot handelen, type vragen

Emily Huurdeman – 3 december 2021 – feedback logboek

Maurice Specht – 27 november 2021 – ARD. Over onderzoek en bewustwording

Elsje van Leeuwen – 27 november 2021 – ARD.Over bewustwording en TACIT knowledge

Tobias Frensen (intern begeleider) – 26 november 2021 – formatief evaluatiegesprek

Pedro Benneton – 16 oktober 2021 – ARD. Over onderzoek en bewustwording (Boal)

Hans van Regenmortel – 16 oktober 2021 – ARD. Toeschouwer op eigen handelen

Carry van Bokhoven – 10 september 2021 – kritische kijken naar de rollen, goed op weg

 


26 maart 2022 – peerfeedback Mees

Zojuist ontving ik peerfeedback van Mees. Algemeen gaf ze aan dat ze onder de indruk was, het geheel navolgbaar was, de tekst leuk en verhelderend door de afbeeldingen en dat ik goed systemen kan visualiseren. De kritische kanttekening richtte zich erop dat ze meer van mij wilde lezen (wie ben ik dat ik dit mag zeggen) en op de hoofdvraag.

Reflectie: Het is fijn te horen dat het geheel navolgbaar is en duidelijk. Mees benoemt haar behoefte aan meer mij als smaak. Ik hoorde het bij het schrijven van de positionering ook vaak terug. In de leeswijzer is het geen vereiste en mede hierom kies ik ervoor dit niet extreem naar voren te brengen. Ook omdat ik persoonlijk vind (en dat is dan wel mijn positie) dat het onderzoek niet persé sterker wordt door meer mij naar voren te brengen, omdat dit ten koste gaat van onderbouwing en validatie van bevindingen. Het onderzoek is door mij gedaan, dus dat bepaald in basis al dat ik selecteer en het discours gedeeltelijk mee bepaald. Waar ik vond dat Mees echt een punt had was bij het vermelden van mij eigen context (‘al is het maar met één zin’ (Mees Heijman, persoonlijke communicatie, 26 maart 2022). Hier ben ik het grondig met haar eens. Dat geeft weer waarom ik het recht heb te zeggen wat ik wil zeggen. En waarom ik het discours van het onderzoek mag en kan bepalen. Dat voeg ik dan ook zeker toe. Over de hoofdvraag en haar onduidelijkheid kwam naar voren dat dit kwam door onduidelijkheid over het begrip ‘begeleidingsinterventie’. Dit onderwijs- en onderzoeksbegrip zal ik een korte zin extra toelichten. Van Paul en Koen, evenals eerder van experts (behalve Diane Carp) heb ik bevestiging gekregen op het feit dat de hoofdvraag correct is. Dit laat ik daarom zo. 


25 maart 2022 – peerfeedback Ariste en Paul Leeswijzer

Van twee studenten heb ik vandaag feedback gevraagd op de leeswijzer en hen ook feedback gegeven. Kort door de bocht beoordeelde ze het voldoende, maar er was natuurlijk wel belangrijke feedback. Deze richtte zich zowel bij Paul als bij Ariste op formulering en taal. De taalaspecten zijn verbeterd. Daar had ik zelf nog niet alle aandacht aan gegeven. De formulering is inderdaad zo nu en een aandachtspunt. Met name mijn vaardigheid om langere zinnen te formuleren. Soms krijg ik de zinnen echt niet compacter of korter zonder de volledige context plat te slaan, dan kies ik ervoor het zo te laten. Paul merkte verder op tijdens het lezen dat hij het veel verwijzingen naar bronnen vond, maar toen hij de literatuurlijst zag het eigenlijk wel schappelijk vond. Wat hij goed vond is dat ik alles steeds onderbouw, maar daardoor kan ik zelf en mijn positie wel uit het onderzoek raken.

Reflectie: De opmerking van Paul over de onderbouwing herken ik. Ik snap ook het gevaar. Tegelijkertijd zien we beiden ook de kracht ervan. Ik denk dat ik in een gesprek persoonlijk sterker naar voren kom dan op papier. Daar moet en mag ik nog in zoeken.


23 maart 2022 – peerfeedback Koen Crul Leeswijzer

Via de mail hebben Koen en ik feedback op de leeswijzer uitgewisseld. De ontvangen feedback heeft ervoor gezorgd dat ik in ieder geval enorm ben gaan schuiven in de volgorde van mijn document. Dit ook om de feedback van Job Balk hiermee in lijn te brengen en conclusies zo scherper te kunnen stellen. Zo kon ik duidelijker benoemen wat voor type onderzoek het is. Koen gaf verder aan dat de competenties van dramaonderwijs duidelijker benoemd moesten worden, dit komt bij Koen steeds terug merk ik in gesprekken. Ik heb dit inmiddels geprobeerd met korte termen te doen, maar omdat het gaat om eerstejaars pabo studenten en niet om theaterdocenten blijft het toch meer op de oppervlakte. Het meenemen van de lezer zal ik dan ook volgens Koen meer moeten doen.

Reflectie: ik herken de opmerking van Koen om de lezer meer mee te nemen. Bij eerdere versies van mijn positionering liep ik hier ook tegenaan. Blijkbaar moet ik eerst daaromheen schrijven alvorens ik dat ga of kan doen. 


21 maart 2022 – Peerfeedback positionering Mitzy

In deze avond hebben Mitzy en ik onze positionering uitgewisseld en elkaar peerfeedback gegeven. Mijn feedback voor Mitzy richtte zich vooral op de structuur en de opbouw. De feedback die ik van Mitzy ontving richtte zich voor het merendeel op woordkeuzes en hier en daar een extra duiding. Het aspect van het noemen van mijn persoonlijke standpunt kwam nu minder naar voren en werd minder genoemd.

Reflectie: Ik vond het prettig hoe Mitzy grondig door mijn tekst ging om woord voor woord soms duiding te vragen. Mitzy kon de opbouw volgen. Ik heb de feedbackpunten meegenomen en verwerkt waar ik dat nodig achtte. Hierna vraag ik slechts nog eenmaal een kritische blik op de spelling & grammatica en dat is dat, na 9 versies, de definitieve versie. Ik vind het prachtig om te ervaren hoe door expertfeedback en peerfeedback een dergelijk stuk steeds beter wordt. Eerst is er de grote lijn, dan de structuur, die ik vervolgens herordenen moet, dan is er de feedback op kleiner niveau, tot het zich op detailniveau afspeelt. 


20 maart 2022 – Job Balk – Feedback leeswijzer

Gesprekspartner: Job Balk

Context: Leeswijzer

Op de research day van 11 maart was ik helaas uitgeschakeld door ziekte. Hierdoor heb ik mijn experts niet kunnen spreken. Beide waren bereid later alsnog feedback te geven. Job heeft daarop gereageerd. Ik heb Job gevraagd naar mijn logboek te kijken, met name deel 2. Hij las de eerste versie die ik schreef en merkte het volgende op.

Hierbij mijn feedback. Ik heb op jouw verzoek specifiek gekeken naar deel 2 van je leeswijzer: ‘voorlopige conclusie en nieuwsgierigheid’. Je hebt een interessant en relevant onderwerp gekozen voor jouw werkveld, lijkt mij leuk om te doen! Tijdens het lezen vielen mij een aantal dingen op:

  • Je geeft nu (in deel 2) vooral een weergave van de onderzoeksresultaten. Dat hoort ook in je onderzoek, maar dat is geen conclusie. Een conclusie komt voort uit je onderzoeksresultaten en is een antwoord op je onderzoeksvraag. Welke uitspraken kun je doen op basis van de onderzoeksresultaten? Het door jouw geformuleerde doel van het onderzoek kan je helpen om je conclusie te schrijven. In principe gebruik je literatuur/theorie daar alleen om je conclusies te onderbouwen.
  • Het is mij niet helemaal duidelijk welk type onderzoek je aan het doen bent. Het gaat over actieonderzoek, maar ook over ontwerpen (prototype) en daarnaast heb je het over ‘evaluatie van een begeleidingsinterventie’. Dat kunnen drie verschillende onderzoeken op zichzelf zijn. Als je een keuze maakt qua typering van je onderzoek weet je ook wat het onderzoek moet opleveren en dat helpt bij het schrijven van je conclusie.
  • Een conclusie kun je afsluiten met discussiepunten en aanbevelingen. Om de juiste aanbevelingen te kunnen doen moet je beslissen of het aanbevelingen zijn voor een verandering, voor een ontwerp of aanbevelingen voor het inzetten van een ‘begeleidingsinterventie’ op basis van kennis die je hebt opgedaan bij het evalueren van deze interventie.

Ik merk op dat ik duidelijker mijn onderzoeksresultaten dien weer te geven. Naast dat ik daar signaalwoorden voor zal gebruiken zal ik ook moeten minderen wellicht in het duiden van alles. Dit neem ik mee. De vraag voor het type onderzoek die naar boven komt snap ik, dit heb ik onvoldoende duidelijk gemaakt. Ik zal aan de hand van de toegepaste methodetriangulatie duiden dat het om een ontwerpgericht onderzoek gaat. In mijn conclusie heb ik nu geen aanbevelingen of discussiepunten staan. Een discussiepunt komt wel naar voren, maar dit kan ik duidelijker verwoorden. De aanbeveling moet überhaupt worden genoemd.

Reflectie: ondanks dat het om digitale feedback gaat (door omstandigheden) en er dus niet echt een gesprek en uitwisseling op gang komt is het wel heel prettig om een verse blik op mijn leeswijzer te krijgen. Inhoudelijk is het geheel te volgen geweest, anders was daar wel een opmerking over geweest. Dat ik de conclusie scherper moet stellen, daar ben ik het mee eens. Ik merk dat ik alles wil onderbouwen verstevigen met bronnen en ervaringen uit het praktijkonderzoek. Dat lijkt mij prima, maar zo nu en dan mag ik dus zeggen: ‘hieruit vloeit’…, ‘concluderend’. De opmerking over het type onderzoek kan ik goed plaatsen, die kwam in het begin ook enkele keren naar voren. Blijkbaar heb ik hierin een stukje duiding nog niet weergegeven in mijn leeswijzer. 


8 maart 2022 – Ronald Hueskens – interbeoordelingsbetrouwbaarheidscheck en reactie

Gesprekspartner: Ronald Hueskens

Context: Feedback onderzoek, gesprek en interbeoordelingsbetrouwbaarheidscheck

Vandaag heb ik met opleidingsdocent drama van de pabo van Amsterdam (HvA) contact gehad om te spreken over het onderzoek. De begeleidingsinterventie vond Ronald interessant en hij herkende het probleem van de vooral pedagogische feedback. Bij het doorlopen van de transcriptie van de begeleidingsinterventie van respondent 2 benoemde hij ook dat het hem opviel dat de studenten het klassenmanagement zo lastig blijven vinden binnen de dramales. Daarnaast benoemde hij dat de begeleidingsinterventie relevant is binnen het praktijkleren en dat hij ermee aan de slag wilde gaan.

Als kritische vraag op de meer iteratieve wijze van het aanbieden van de vragen bij de foto noemde hij dat ook de plaatsing van de vragen vermoedelijk relevant kan zijn. Door de leeswijze (van links naar rechts en boven naar beneden) zullen sommige vragen, bijvoorbeeld die over de verbeelding meer opvallen. We concludeerden dat echt willekeurig de vragen daarmee dus nooit voorbij komen. Het plaatsen van de vraag over de verbeelding links boven leek daarmee overigens wel een juiste plek.

In het controleren en nalopen van de codering hadden we één bijstelling, namelijk: ‘Dit is het moment dat ze dan inderdaad slingers ophangen en daarna gingen we ook nog ballonnen opblazen.’ (Respondent 2, uit begeleidingsinterventie fase 3). Hiervan concludeerden we dat er hiermee ook een beroep op de creativiteit werd gedaan. 

Tot slot viel het ons op, net als Jeroen Onstenk, dat er weinig wordt doorgevraagd.

Notities in opmerkingen: Student S fase 3 – respondent 2

Reflectie: het was prettig om van een mededramadocent aan de pabo te horen dat de begeleidingsinterventie interessant was en dat hij ermee aan de slag wilde. De kritische blik op de wijze van het aanbieden van de vragen zette me aan het denken over de vormgeving ervan. We hebben het ook nog gehad over het mee spelmatig aanbieden van de vragen in de vorm van kaartjes, maar dat maakt het juist weer minder toegankelijk voor de student. Daarnaast was het fijn om te merken dat de codering en wijze van coderen in deze redelijk overeen kwam. 


3 maart 2022 – Jeroen Onstenk – interbeoordelingsbetrouwbaarheidscheck

Mailcontact: Jeroen Onstenk

Context: Interbeoordelingsbetrouwbaarheidscheck

Per mail heeft Jeroen Onstenk een check uitgevoerd op de codering. Op deze wijze onstaat een interbeoordelingsbetrouwbaarheidscheck. Later voer ik dit ook nog uit met een dramadocent, zo heb ik zowel een pedagoog als dramadocent hierin betrokken voor de kritische blik.

Jeroen geeft in de mail aan: ‘

Ha Sander,

Hierbij wat opmerkingen. Het is erg leuk materiaal.

Wat mij vooral opvalt is het verschil tussen beide studenten in de mate waarin ze weten en kunnen vertellen wat ze doen. En dat de begeleider eigenlijk weinig doorvraagt of toevoegt.

Het valt ook op dat niet alle codes worden gebruikt. Elders wel?

Op zich kan ik me bijna overal in de codering vinden. Of de codes voldoende differentiëren vind ik lastig te beoordelen. Mn bij ped. Handelen en klassenmanagement zit het erg dicht bij elkaar.

Op het eerste gezicht klopt de mate van detaillering van de codes zoals hieronder aangegeven niet helemaal met wat je in het materiaal ziet. Met name vakdidactiek blijft zo wat globaal, terwijl je juist daar verschillen ziet tussen de studenten.

Hopelijk heb je hier iets aan.’

En de reactie op de codering:

Student S fase 3 - respondent 2 JO

en

Student L fase 3 - respondent 6 JO

Om daar allereerst op de reageren valt het mij ook op dat er ditmaal (fase 3) geen algemene didactische aspecten naar voren kwamen ten opzichte van fase 2. Dit kan aan deze twee gesprekken liggen, aan het doorvragen (dat Jeroen ook opvallend weinig aanwezig vond) of aan de herziening van de interventie (die daarmee zijn werk deed).

De codering van pedagogisch handelen en klassenmanagement ligt soms bij elkaar, maar dit laat ik zijn omdat er een twee maal overlap is met vakdidactisch handelen en ik anders dat verschil niet kan maken.

Binnen de vakdidactiek zou ik meer kunnen specificeren, alhoewel het dan voor kan komen dan sommige aspecten niet genoemd worden door de diversiteit. Daarom had ik eerder minder categorieën genoemd. Ik stel dan ook voor om dit in de beschrijving nader toe te lichten.

Reflectie: vanuit het commentaar van Jeroen Onstenk en de latere blik van Ronald Hueskens zal ik de codering kritisch bekijken en eventueel herzien. Er zijn bij respondent 6 enkele zinnen (3 stuks) die ik nog moet coderen en ik kan de context van het gesprek nog meer duiden. Bij respondent 2 zijn er ook drie stukken die ik alsnog moet coderen en twee stukken waarover Jeroen kritisch vragen stel. Hier moet ik in de codering een keuze maken vanuit de kritische vragen. Ook de context kan ik nog wat meer duiden vooraf. 


25 februari 2022 – Tobias Frensen (intern begeleider) formatieve feedback leeswijzer en positionering

Gesprekspartner: Tobias Frensen

Context: Feedback positionering en leeswijzer

Van Tobias kreeg ik allereerst het compliment dat de tekst goed te volgen was en als positionering aansluit bij het actuele vraagstuk van het praktijkleren. Hier was ik blij mee, want met name de opbouw ben ik erg mee aan het stoeien geweest. In algemene zin maak hij wel de kanttekening dat de positionering hier en daar scherper kan, de persoonlijke positionering duidelijker naar voren kan komen. De bronnen zijn divers en komen uit verschillende tradities. Dat is prettig.

Reflectie: het echt stelling nemen in de positionering vind ik nog spannend en lastig. Ook omdat ik dit in samenspraak met de literatuur en het vraagstuk van het werkveld wil doen. Hierin zoek ik nog. ‘Neem echt stelling’ geeft Tobias aan. Dit neem ik ter harte en probeer ik volgende versies te doen. Ik vind mijn eigen mening, zonder onderbouwing van anderen, soms niet krachtig genoeg (het niet waard). Of andersom soms vind ik de mening en positie van anderen krachtiger om te gebruiken, dan om het zelf te zeggen. Daarnaast kijk ik nog kritisch naar enkele bronnen en daarmee kan ik mezelf afvragen of ik het niet moeilijker maak dan het is daarmee voor de lezer. 


18 februari 2022 – peerfeedback 

Gesprekspartner: Charissa Koek, Ariste Alorerij

Context: Feedback positionering

Op de positionering heb ik peerfeedback gevraagd en gegeven op het werk van Ariste Aloserij en Charissa Koek. De gegeven en ontvangen feedback heeft plaatsgevonden op basis van het beoordelingsmodel. In de feedback die ik gegeven heb viel het mij vooral op dat ik feedback gaf op het gebruik van APA, het onderlinge verband van de tekst en of ik het kon volgen. Daarnaast ben ik kritisch geweest op de bronnen en de diversiteit ervan.

In de ontvangen feedback kwam vooral naar voren dat ik de lezer meer mee moet nemen in het geheel en de context en enkele woorden allicht moet duiden. De persoonlijke context moet dus duidelijker naar voren komen. Enkele begrippen als stimulated recall en pedagogiek verdienen iets meer duiding. Daarnaast kreeg ik feedback op spelling en zinsbouw, dat had ik verwacht, want daar had ik nog niet alle aandacht aan gegeven.

Reflectie: Ik verbaasde mij over het meekrijgen van mijn lezer. Ik dacht dat ik dat inmiddels wel had gedaan. Hierom heb ik de opbouw drastisch herzien voordat ik aan Tobias feedback vroeg. Het missen van de persoonlijke positionering in de context vind ik een lastige, want zelf zou ik veel liever minder aan praktijkleren doen, maar binnen de context werk ik werk doe ik met het onderzoek er juist een bijdrage aan. Dit omdat ik op deze wijze het praktijkleren wil verbeteren, omdat de ingeslagen weg van het praktijkleren niet zozeer te keren is. Dit benoem ik nu duidelijker. 


10 februari 2022 – begeleidingsgesprek Jeroen Onstenk

Gesprekspartner: Jeroen Onstenk

Context: Codering, wijze van analyse. kritische feedback

Wederom een live gesprek mijn extern begeleider. Fijn dat het weer live was. We hebben gesproken over het kijken naar de codering. Jeroen gaf aan dat het verstandig is zelf open te coderen en daarna een collega, ander of hemzelf ook te laten kijken (interbeoordelingsbetrouwbaarheid). Naast een terugkoppeling naar de student voor een membercheck. Ik heb dit beide met enkele gesprekken uit fase 1 gedaan. Hierbij ben ik samen met Jansje Meijman gaan coderen en vergelijken. Ook de membercheck pas ik toe, maar ik zou hierbij actiever kunnen vragen naar de check.

Problemen die in de codering voor zouden kunnen komen zijn:

  • Er is door de praktijkbegeleider onvoldoende doorgevraagd
  • Het materiaal is niet goed te interpreteren binnen een code.
  • De code is niet duidelijk.

Dit zou ik mij als onderzoeker kunnen afvragen.

Wanneer de codering compleet is (van de gesprekken van fase 1 is dat inmiddels zo, daarop ga ik omwille van de tijd nu geen interbeoordelingsbetrouwbaarheidscheck op uitvoeren. Dit ga ik bij de gesprekken van fase 3 bij 2 stuks wel doen. Een membercheck doe ik bij fase 3 gerichter met vragen) voeg ik dezelfde codes achter elkaar. Jeroen Onstenk gaf als tip om dan per fragment er een kernwoord aan te hangen en die kernwoorden met elkaar en een aansprekend citaat met elkaar te verbinden.

Daarnaast heb ik besproken hoe ik op dit moment verschillende aspecten die bij elkaar horen met elkaar aan het vergelijken ben. Dat klonk Jeroen Onstenk naar behoren in de oren. Hij gaf als kanttekening om altijd de vraag te blijven stellen: meet ik wat ik wil weten (validiteit) en wat meet ik (wat is het dat ik meet). Hierbij dien ik oog te houden dat het steeds vanuit het perspectief van drama bekeken dient te worden.

We hebben het ook nog gehad over de communicatie, al is dat niet de expertise van Jeroen Onstenk, aldus hemzelf. Hij gaf als idee om ook met foto’s te werken, waar ik zelf nu aan een meer documentaire achtig ontwerp dacht.

In de interviews met de praktijkbegeleiders zou ik nog meer in de gaten kunnen houden waarom ze welke foto hebben gemaakt. Daarop mag ik doorvragen.

Over kritische feedback gaf Jeroen Onstenk nog aan dat dit mogelijk tot aanbevelingen kan leiden. Bijvoorbeeld zoals we bespraken over de plek van drama in het curriculum.

Tot slot noemde hij nog dat bijlage 13 een leuke toevoeging was.

Reflectie: Met name de codering samen bekijken wordt tijdstechnisch een uitdaging, maar is wel noodzakelijk. Hierom zal ik moeten afbakenen en in fase 3 dit met 2 gesprekken doen en de andere later meenemen. Anders ga ik niet op tijd een tussenconclusie kunnen trekken. Het was een fijn gesprek waar ik met vertrouwen vertrok. 

Het punt van het maken van aanbevelingen kan ik nog meenemen. 


4 februari 2022 – Onderzoeksdag

De onderzoeksdag was een pittige confrontatie. Ik kwam tot de conclusie dat ik, door de hoeveelheid data, nog onvoldoende had geanalyseerd om tussentijds conclusie te trekken. Dat wat ik dacht dat ik het geanalyseerd, was te groot en te veel. Het was voor een onbekende lezer daarmee onnavolgbaar. Fase O zal ik dus gedeeltelijk moet herformuleren.

De feedback op mijn logboek was voldoende, maar ik dien echt oog te houden voor de structuur. Een onbekende zal ik goed moeten begeleiden met mijn leeswijzer. Komende anderhalve week ga ik deze informatie samen met de input over de analyse samenbrengen.

Er is een behoorlijke to-do lijst van kleine taken uitgekomen en ook grotere taken als het gaat om het inzichtelijk maken van het met elkaar in verband brengen van praktijkdata.

Op de praktijkdata heb ik (peer)feedback gekregen op mijn oriëntatiefase van:

  • Paul Verschuur
  • Ariste Aloserij
  • Denise Vervuren

Deze feedback richtte zich vooral op de hoeveelheid en het behapbaar maken. Hiervoor dien ik eerste te analyseren en daarna te concluderen. Steeds per eenheid bij elkaar.

Reflectie: Met name de praktijkdata levert veel input op. Ik zit met een groot gedeelte nog in een analytische fase waardoor conclusies trekken lastig is. Deze dien ik eerst stapsgewijs te analyseren en daarna pas conclusies te trekken. Per eenheid een conclusie trekken en dat alles dan met elkaar verbinden. 


22 januari 2022 – 10.15-10.45 

Gesprekspartner: Martina Freyja Kartelo

Context: bewustwording. Codering, praktisch en constructief, bewustwording in relatie tot handelen. 

Met Martina Freyja Kartelo is gesproken over het onderzoek. Na haar de context te hebben uitgelegd  kon ze zich als theatermaker ertoe verhouden. Allereerst refereerde zijn naar het devised theatre, dat een relatie kent met het image theatre van Boal. Het samen maken naar aanleiding van een beeld. Dit bevestigde voor mij dat ik hier uiteindelijk in het onderzoek iets mee moet. Ook haalde Martina Freyja Kartelo aan dat na het verbale er ook daadwerkelijk handeling moet plaatsvinden, dit lijn met Tobias Frensen en Christianne Niesten. Wat haar daarnaast aansprak is dat in de foto de student zich in kan leven in de rol van de leerling, zichzelf en zichzelf als regisseur kan beschouwen. In de interventie kan ik dit nog bewust blijven benoemen. Ook hem ik met Martina Freyja Kartelo gekeken naar de codering en het inperken hiervan. Als belangrijkste punt gaf ze mee dat dit vooral constructief dient te blijven voor het onderzoek, vanuit de kritische houding. Het moet constructief kritisch blijven en dat is slechts te leren door te proberen.

 

Reflectie: Twee zaken merk ik op hieruit. Allereerst komt wederom het handelen terug in relatie tot het bewustworden. Ik wil mijn hoofdvraag hier nog een keer op nalezen en dit kritisch meenemen in de herziening van de vragen bij de foto bij de laatste fase. Wat dat betreft komen deze gesprekken met mijn extern begeleider op 20 januari 2022 en vandaag met de experts Christianne Niesten en Martina Freyja Kartelo op het juiste moment.

Daarnaast weet ik dat ik in de reflectievragen op het moment de student vanuit de diverse rollen laat observeren, met behulp van de vragen die een relatie kennen met Korthagen (2002). Ik zou hier nog meer bewust van kunnen zijn.

Het durven inperken in het aantal codes van de codering is interessant om aan te gaan. Ik doe dit vanuit een onderbouwde en kritische wijze. Het is nu een kwestie van doen. Dit moet ik aangaan, om het haalbaar en overzichtelijk te houden.  


22 januari 2022 – 09.30-10.00

Gesprekspartner: Christianne Niesten

Context: bewustwording. Codering, historische context,  bewustwording in relatie tot handelen, type vragen.

Met Christianne is er over vier onderwerpen gesproken: de codering, de bewustwording, de historische verantwoording en de eindvraag in de interventie.

Over de codering is, in navolging van het gesprek op 20 januari 2022 met Jeroen Onstenk (extern begeleider), gesproken om de hoeveelheid van de codering terug te brengen. Ik heb mijn keuzes en mogelijkheden voorgelegd aan Christianne Niesten en over het merendeel van de samenvoeging kwamen we tot hetzelfde. Alleen over de factor ‘plezier en enthousiasme’ twijfel ik nog om deze met sociaal vermogen samen te voegen, omdat dit echt iets anders is. Ik wil hier nog een bron aan wijden.

Over bewustwording hebben we gesproken. Christianne benoemde dat bewustwording minder in de actie van het handelen zit, maar meer cerebraal blijft. Dat vond ze te passief. Wat haar betreft is er altijd een samenhang met het handelen. Ze noemde hierin het verstandig om die ook in terminologie aan elkaar te verbinden. Hiervoor gebruikte ze termen als: ‘bewust handelen’, ‘veranderen’ of ‘aanpassen’. Nadenken over het handelen in samenhang met de bewustwording noemde ze beter dan nadenken over het bewustworden alleen. Door na te denken over mogelijke veranderingen kan er worden gekeken wat er verandert kan worden.

Betreffende het gebruik van de foto vond Christianne Niesten de keuze interessant, omdat ook vanuit historisch perspectief drama alleen vastgelegd is in foto’s of prenten. Dit is een verdediging voor deze keuze om de vergankelijkheid van het moment vast te leggen. Christianne Niesten noemde dit historisch correct. En logisch dat op deze wijze de reflectie van het moment (de foto) in de herhaling komt.

Over de eindvraag van de interventie (de foto met vragen) is ook gesproken. Allereerst noemde Christianne Niesten de mogelijkheid om hier als regisseur op het eigen handelen terug te kijken. In het gesprek benoemde ik zelf wel, gezien de doelgroep, om het woord regisseur te veranderen naar coach. Eigenlijk komt dit overeen met het gesprek van Pedro Benneton over het image theatre en dit is ook wat ik nog mis in de gesprekken nu. Het blijft te veel hangen in het beschrijven en komt te weinig tot mogelijke handelingsalternatieven (overeenkomend met de interne feedback van Tobias Frensen). Ik zal dus meer een vraag moeten stellen die het veranderen van de leerlingen tussen de beginsituatie en de eindsituatie zal laten benoemen en aanvullend hoe de leerkracht/student daartoe heeft bijgedragen. Die diepgang mist nu nog in sommige begeleidingsgesprekken.

Reflectie: Er zijn voor mij een aantal punten die ik absoluut op korte termijn ga verwerken. Allereerst de aanpassing van het aantal niveaus in de codering. Een aantal vragen goed herzien op de transformatieve praktijk van het handelen, dus hoe de bewustwording en handelen meer samenhangt. Hierbij dienen beginsituatie en eindsituatie in samenhang met elkaar te komen. Zelf dacht ik ook nog na het gesprek aan hoe het zou zijn als de student hierna een foto van zichzelf maakt in de gewenste situatie (in lijn met het image theatre van Boal).  Daarnaast ben ik blij met de feedback op de historische context dat in de verdediging van mijn keuze prettig is.


20 januari 2022 – Expertfeedback (externe expert)

Gesprekspartner: Jeroen Onstenk

Context: Codering, mailcontact in aanloop, wijze van analyse. kritische feedback

Met Jeroen Onstenk heb ik gemaild over de codering. We kwamen tot de conclusie dat deze veel te complex was (meer dan 50 aspecten) en ik kwam tot de conclusie dat vele aspecten ook niet genoemd werden. Het was dan ook zaak vooral samen te voegen en te minderen, zodat het geheel behapbaar werd. Dit nam een hoop van mijn zorgen rondom het coderen weg. Ik hoop dat hiermee het categoriseren makkelijker wordt en er beter grip te houden is op het geheel.

Daarnaast benoemde Jeroen om niet te veel op te knippen in losse zinnen, maar om in fragmenten te coderen, of de fragmenten zichtbaar te houden. Dat maakt het analyseren makkelijker.

Daarnaast benoemde Jeroen oog te houden voor het onderscheid in de gesprekken van de studenten over wat ze zeggen over wat de leerling doet of over wat de student doet. Het viel Jeroen op dat de student (Respondent 1) vooral zeg wat die ziet. Hij vond het een zwakker begeleidingsgesprek en vraagt zich af hoe dat kan. Hij vraagt mij me dat af te vragen.

Als mogelijke coderingsaspecten noemden we:

  • Algemene didactiek
  • Pedagogiek
  • Pedagogiek & klassenmanagement
  • Vakdidactiek
  • Beeldgesprekken

Jeroen Onstenk gaf aan dat hetgeen dat ik doe in principe de juiste aanpak is, maar dat ik kritisch moet blijven op het geheel. We spraken af dat ik hem voor onze volgende bijeenkomst gesprekken mag toesturen.

Over de verslaglegging van de focusgroep hebben we ook gesproken. Jeroen Onstenk gaf aan dat hij de transscriptie nog miste en alles de uitkomsten van de padlet niet voldoende waren. Om het geheel te kunnen analyseren moet het thematisch worden geanalyseerd.

Reflectie: Het zichtbaar houden van de fragmenten moet ik meenemen in de analyse.

Uiteindelijk ben ik tot een andere onderbouwde codering gekomen (zie bijlage 6 en 11)

De transpriptie van de focusgroep moet ik op het moment van het gesprek nog maken en is inmiddels te vinden in bijlage 16. Deze ga ik analyseren in fase 2.

Een mooie vraag voor de volgende focusgroep die ik meeneem uit het gesprek is: ‘ben je je bewust geworden of ben je er goed in?’ Daarnaast dien ik uitspraken te koppelen aan de codering of de meer gedetailleerde lijst. 


14 januari 2022 – Peerfeedback datamap

Gesprekspartner:Anne-Sophie Ramstein, Marijke Lucas, Denise Vervuren, Mitzy van den Eynde

Context: datamap, grip op de data

Op 14 januari 2022 heb ik tijdens de les medestudenten peerfeedback op de datamap gegeven en deze zelf ontvangen. Uit de ontvangen feedback bleek dat ik duidelijker aan kon geven, door de stippellijn dikker te maken, wat het onderscheid tussen relevantie van bronnen was. Dit heb ik direct na afloop gedaan. En dat ik nog een zin kon toevoegen in de legenda over de relevantie van bronnen. Verder bleek de gekozen wijze met boten overzichtelijk en de legenda een toevoeging.

Reflectie: Ik heb zelf later ook nog mijn praktijkdata toegevoegd en meer gecategoriseerd. Daarnaast merkte ik in de feedback die ik anderen gaf dat ik behoefte heb aan een talige duiding. 


8 januari 2022

Gesprekspartner: Paul Verschuur (peerfeedback)

Context: Terugkoppeling onderzoekslogboek

Door middel van het beoordelingsformulier hebben Paul en ik elkaar feedback gegeven. Ik heb Paul een document toegestuurd wanneer ik heb gereageerd op zijn logboek en dat heb ik daarna besproken. Paul heeft mij feedback gegeven op het logboek.

Reflectie: Kijkend naar feedback van Paul kan ik een aantal aspecten makkelijk veranderen en verbeteren:

  • In het begeleidingsverslag met ankerspunten en een topmenu ervoor zorgen dat het minder als een lange lijst volgt, maar een overzicht van de gesprekspartners zichtbaar is. Zelf dacht ik tijdens het typen hiervan (ben ik hiermee een ‘reflective practioner?) dat ik ook nog een excel zou kunnen maken met een overzicht van de achtergronden en relevantie van de expertgesprekken en dat dit dan in mijn datamapping een plek kan krijgen.
  • Vanuit het beoordelingsformulier hebben Paul en ik de vraag wat ‘recent’ is, hierop willen we antwoord op de volgende bijeenkomst.
  • MKE 1 en MKE 2 portfolio tijdens het beoordeelmoment verwijderen uit het menu.
  • De data-map als leesbare PDF plaatsen

Op langere termijn voeg ik bij de leeswijzers een verwijswijzer aan de hand van de indicatoren van het beoordelingsformulier toe. Het is daarnaast goed om de fase van het praktijkgedeelte meer zichtbaar te maken in het proces evenals de kritische reflectie op de theorie en het product. Dit doe ik in de maand maart. 


3 december 2021 – 10.10-10.20 

Gesprekspartner: Emily Huurdeman

Context: Terugkoppeling onderzoekslogboek

Emily gaf aan dat het navolgbaar was in vorm, maar had wel een paar kanttekeningen. De openingspagina bleef wit bij haar en ze moest het een paar keer refreshen. Deze boodschap was nieuw voor mij, dus ik ga op meerdere computers kijken wat er gebeurt. Verder waren sommige pagina onderin wit (dit is uit praktische overwegingen om de menu’s goed zichtbaar te houden, maar een streep onderin zou helpend zijn).

De openingspagina met de onderzoeksvragen in worden is sterk. Het overzicht eronder niet in grijs neerzetten, maar gewoon in kleur. Daarnaast mag er best een sprankelende titel op de hoofdpagina staan. De bijlage komen beter tot hun recht als deze bij de bronnen staan. Ook klopt het beter als het onderdeel [VERWERKING]  ”Producten’ zal gaan heten. Deze aspecten heb ik direct verwerkt.

Daarnaast is er nog een kritische noot, die ik zelf ook opvallend vond, dit waren de kritieken op het onderzoek. Deze moet ik meer naar voren halen. Ik stoei nog even over de wijze hoe dit te doen. Terloops komt weliswaar in het logboek in de tijd het één en ander naar voren en dit kan ik zichtbaar maken door ankerpunten te gebruiken en te verwijzen, maar ik moet het duidelijker zien te verwoorden en zichtbaar zien te maken. Dit punt staat dan ook nog open.


27 november 2021 – 11.00-11.30

Gesprekspartner: Maurice Specht – research days

Context: bewustwording. Dubbele laag van het onderzoek. 

Ook bij Maurice ben ik vandaag begonnen met de vraag wat volgens hem bewustwording is. Hij gaf aan dat het een grote vraag is, maar onderscheidde hem in twee elementen.

A: Er is een moment voor (dan ben je niet bewust) en een moment na (dan ben je wel bewust). In aanvullende vragen van mij gaf Maurice aan dat de bewuste bekwaamheid ook kan verworden tot onbewust bekwaamheid. Dit is herkenbaar vanuit de theorie voor mij.

B: Bewustzijn is een vorm van weten, gaf Maurice aan. Naar aanleiding van verduidelijkende vragen kan het ook een vorm van handelen zijn, aldus Maurice, die voortkomt uit een vraag. Hij noemde het voorbeeld van mensen die de kachel een graad lager zetten en daardoor bewust eerder naar bed gaan. ‘Door gedrag bewust te benoemen wordt je aangezet tot anders handelen.’ (Maurice Specht, persoonlijke communicatie, 27-11-2021).

Verder hebben we gesproken over de dubbele laag van het onderzoek. Maurice benoemde het als volgt: ‘via de ander iemand proberen te raken.’ (Maurice Specht, persoonlijke communicatie, 27-11-2021). Ik vond dit een mooie omschrijving wat dat is wat ik onderzoek in het onderzoek. Of ik het bewustzijn van de student met betrekking tot het aanbieden van dramaonderwijs via de praktijkbegeleider kan aansturen. De aangeboden vragen bij de foto in de interventie moeten hierom geen script zijn, maar ook voldoende sturing bieden voor een meer onervaren leerkracht. Dit sluit aan bij het gesprek met Jeroen Onstenk. Ook hierin hebben we besproken op welke wijze er ruimte in het gesprek kan zijn, maar ook begeleiding en verduidelijking aanwezig kan zijn. Ook nu benoemde we optie van een paar hoofdvragen en een verduidelijkend schrijven.

Maurice raadde aan om op basis van de huidige drie gesprekken de interventie eventueel al aan te passen.

Daarnaast benoemde Maurice dit met het onderzoek eventueel ook het bewustzijn van de praktijkbegeleider aangewakkerd wordt met betrekking tot de begeleiding of het eigen dramaonderwijs. Dit dien ik in deze laag, overeenkomstig met het gesprek met Tobias en Jeroen eerder deze maand, nog iets meer naar voren te halen.

In het onderzoek gaat het om het deels verbeteren van het dramaonderwijs. Maurice noemde dit als aandachtspunt om in de gaten te houden. Om op deze wijze ook steeds het gesprek en de opmerkingen van de praktijkbegeleider en de student in het grote geheel te plaatsen door het de vraag als onderzoeker te stellen: waar is dit een voorbeeld van.

Reflectie: 

Allereerst ben ik blij met omschrijving en het gesprek over bewustwording en over de dubbele laag in het onderzoek. Dit kan ik goed meepakken.

Verder ijlt de vraag na om te stellen: ‘waar is dit een voorbeeld van’. Dit kan ik later goed meenemen. 

Het nu al aanpassen van de interventie ga ik overwegen, maar ik neig ernaar om nog even te wachten. Omwille van de bredere range van input te verwerven. 

 


27 november 2021 – 09.30-10.00

Gesprekspartner: Elsje van Leeuwen – research days

Context: bewustwording, docentvaardigheden, nieuwe literatuur.

Gezien de interne begeleiding van gisteren ben ik het gesprek begonnen met een vraag. Namelijk de vraag: wat is bewustwording volgens jou?

Elsje gaat hierop als antwoordt dat bewustwording gaat om het eigen vaardigheden correct inschatten. Hierop voortbordurend noemde ze de theorie van Argyris & Schön over de enkele loops, dubbel loops en triple loos feedback. Dit noemde ze in de context van kwaliteitsvolle reflectie en feedback. Daarnaast kwam het vierkant van Teakema voorbij in relatie tot het begrip TACIT knowledge en de kwaliteitsvolle reflectie. De bronnen waren nieuw voor mij, maar lijken mij zeer relevant. Dit vraagt om verdere verdieping.

Elsje gaf daarnaast aan, in een zeer prettig en kwalitatief goed gesprek, dat het onderzoek complex is omdat er veel factoren zijn die op de dubbele laag van het onderzoek van invloed zijn. Ze gaf aan dat het lastige met leerkrachtgedrag (uitoefening van (vak)didactiek en van pedagogiek) is dat je geen ‘voor en na kunt doen’ (‘Je kunt geen voor en na doen.’ (Elsje van Leeuwen, persoonlijke communicatie, 27 november 2021). Wat betekent dat je alleen in een nieuwe context verworven vaardigheden, kennis en attidudes opnieuw kunt toepassen. Hierdoor kun je nooit (in onderwijs) vaststellen wat echt werkt. Je kunt dit slechts aannemelijk maken, binnen de context en benoemen wat er nodig is om het te laten slagen.

Met Elsje heb ik ook nog gesproken over de wijze waarop ik aan het coderen ben hoe ik dat betrouwbaar maak (door intersubjectieve oordelen erover te (laten) vellen en door een membercheck). Hierna kreeg ik visueel een duim omhoog. Daarnaast gaf ze aan dat ik vermoedelijk goed op schema loop.

Tot slot hebben we het nog over de term klassenmanagement gehad en of dit nu vakdidactiek is of niet. Vanuit anekdotisch bewijs van Elsje van Leeuwen kwamen we samen tot de conclusie dat klassenmanagement, hoewel in de literatuur vaak genoemd onder pedagogiek, soms onder vakdidactiek zou kunnen vallen. We hebben het hier dan specifiek over klassenmanagement in de vrije ruimte.

Aan het eind wierp Elsje nog een blik op mijn logboek en ze benoemde dat het overzichtelijk was, maar om wel de links klikbaar te maken. Daar ga ik naar kijken.

Reflectie en actiepunten:

Kijken naar de links in het logboek

De term klassenmanagement in de vrije ruimte in de codering opnemen en door intersubjectiviteit bevragen

Verdiepen in de genoemde literatuur. 

Vooral geeft met dit gesprek, in samenhang met het gesprek van gisteren, een goed gevoel. Ik ben op de goede weg aan het onderzoeken, verder blijf ik opletten op verrassende afslagen, verkeersboren of medebestuurders.


26 november 2021 – 16.30-17.45

Gesprekspartner: Tobias Frensen – intern begeleider

Context: interne begeleiding. onderzoeksmethodiek, vastleggen en verantwoorden van twijfel, beslissen en verandering. Coderen. Bewustzijn. Transformatieve praktijk.

Laat ik beginnen met het feit dat het fijn gesprek was. Ik had Tobias een aantal vragen gesteld en mijn werk tot dan toe toegestuurd.

Hierdoor kreeg ik naast open feedback van Tobias inzicht in het feit of ik op de juiste weg ben en of ik voldoende helder was. Daarnaast was er ruimte voor het gesprek. Waar ik blij van werd en wat mij een goed gevoel gaf was dat Tobias mijn onderzoek kon uitleggen (wat ik ging onderzoeken en in welke context) aan de hand van mijn beschrijving. Hierin kwam wel naar voren om het doel van het onderzoek allicht eerder te beschrijven. Tobias sprak van de term ‘voortschrijdend bewustzijn’. Dat vind ik een mooie term. Wel stelde hij vragen bij het onderzoeken van het bewustzijn. Ikzelf merk nu ook op dat ik in dergelijke gesprekken ook in terminologie moet blijven afbakenen en gebruik moet maken van bewustworden in plaats van bewustzijn. In hetzelfde kader sprak Tobias over de transformatieve praktijk. Hij prikkelde mij door me te bevragen waartoe bewustwording leidt, is die verandering zichtbaar. Hij daagde me uit om al onderzoeker te kijken of dat naast de wijze met het gesprek aan de hand van foto’s ook op een andere wijze kan. Op welke wijze kan de verandering, naast verbaliteit, ook nog gezien, beschreven, gelezen worden? Dat is een vraag waar ik me in de vrije momenten over buig. De uiteindelijke passende vraag hierbij is: ‘ligt de nadruk op het denken of op het handelen?’ (Tobias Frensen, persoonlijke communicatie, 26 november 2021).

Binnen het dramaonderwijs gaf Tobias ook aan mijn verschillende aansturingen aan de studenten mee te nemen in het onderzoek. Welke praktische aansturing ik doe om studenten tot handelen te brengen. Dat lijkt me slim want op die wijze beïnvloed en stuur ik de studenten weer in de mogelijkheden.

Tobias begon ook over de mogelijk communicatie opties die ik na het onderzoek heb met het onderzoek. Eerlijk gezegd heb ik daar dus meerdere ideeën voor gehad van een boek, naar een opgenomen voorstelling met audio, tot een podcast naar een meer interactief performance kustwerk. Zelf een scriptie met puur tekst heb ik als optie gehad. Ik laat dit nog helemaal open. Ik wil eerder inhoud hebben en wie weet ontstaat er uit de inhoud wel een passende vorm. Mijn inhoud (foto’s met gecodeerde gesprekken) kan ook een vorm an sich zijn.

Binnen de codering vroeg Tobias om goed onderscheid te maken, vanuit theoretische onderbouwing en praktische onderbouwing, tussen vakdidactiek, pedagogiek en algemene didactiek. Ik heb hem laten reageren op de wijze waarop ik nu mijn codering opzet, maar hij gaf ook aan dat pedagogiek in sommige talen het onderscheid niet maakt. Deze informatie was mij bekend en ook Toivanen (2012) benoemd dit.

Tobias daagde mij uit meer te registreren welke stappen ik waarom maak en om dit kort vast te leggen. Om zo meer zichtbaar te maken wat er in mijn hoofd gebeurt. Ik heb er in zeker zin moeite mee om dit te doen, want dat zou puur extrinsiek zijn voor mij om te doen. Erover nadenkend denk ik dat ik er wat aan kan hebben als ik het verbaal vastleg, want door het te verworden kom ik weer op andere dingen dan door het vast te leggen.

Over de dubbele laag in mijn onderzoek (De ontwerpgerichte interventie en het participatieve actieonderzoek met de studenten) gaf hij aan dat dit in de tekst dit zichtbaarder en duidelijker wilde hebben. Dit lijkt me een goed idee.

Tot slot gaf Tobias ook aan, zoals hij in het begin van het gesprek begon, om ten behoeve van de tijd en kwaliteit de context niet te groot te maken en eventueel met drie studenten te onderzoeken. Ik heb besloten om dit voorlopig nog niet te doen om zo in te kunnen spelen op veranderingen in studentenaantallen en mogelijkheden voor studenten om te kunnen deelnemen.

Reflectie en plannen:

Het doel meer naar voren halen in de tekst of eerder duiden. In de tekst dien ik ook de dubbele laag meer te duiden. 

Ik dien het begrip bewustwording en de eventuele invloed op de transformatieve praktijk meer te onderzoeken en bevragen. Het is iets waar ik mee bezig ben, maar het begrip van de transformatieve praktijk was nieuw voor mij. Tobias raadde mij aan het werk van Fernando Hernandez te lezen. Zelf was ik in dit kader ook bezig met TACIT Knowledge en naar aanleiding van het gesprek eerder met Pedro Bennaton kwam ik ook tot de conclusie tot August Boal over bewustwording heeft geschreven in ’the rainbow of desire’. 

Ik ga mijn proces dat in beweging is verbaal vastleggen. Om zo het avontuur van onderzoek doen zichtbaar te maken. 

Mijn eigen positie en aansturing met betrekking tot dramaonderwijs in deze context meer duiden in het onderzoek. 


19 november 2021

Gesprekpartners: Ariste Aloserij, Fleur Donkers, Stevie Verweijmeren, Lisa van den Abdeele

Context: Logboek, peerfeedback. Onderzoeksmethodiek. Eerste experiment in praktijkcontext met interventie. 

Naar aanleiding van het eerste experiment dat we hebben gevoerd voerden we een peerfeedback gevoerd over de onderzoeksmethodiek en deze heb ik toegelicht. Hierop kwamen verschillende vragen die ik vaker te horen heb gekregen de afgelopen periode. Vragen als:

  • Waarom kies je voor een foto?
  • Welke eisen stel je aan de foto?
  • Ben je bekend met beeldcoaching?
  • Wat ga je zien in de gesprekken?

Doordat ik de vragen meerdere malen had gekregen kwamen ze bekend voor. Ik kon ze hierom beantwoorden en ook zo nu en dan verwijzen naar passende bronnen. Dit gaf mij vertrouwen. Daarnaast kwamen we in het gesprek over het coderen te spreken over de wijze van coderen. Hierin kwamen we uiteindelijk tot de overeenstemming, gelijkvormig met mijn gesprek een dag eerder met Jeroen Onstenk, dat ik vanuit de literatuur mogelijk codes dien te formuleren. Dat wat er niet binnen past dien te verzamelen en vanuit daar alsnog een plek te geven wanneer het relevant is.

Reflectie:

Reflecterend op de codering denk ik dat ik onderscheid in codering moet maken tussen dat wat de praktijkbegeleider zegt en wat de student zegt. Ook die ik de betrouwbaarheid van mijn codering te blijven bevragen door bijvoorbeeld intersubjectiviteit te bewerkstelligen. 

Bij mezelf merk ik dat ik vooraf aan mijn peergroep allicht een duidelijke vraag moet stellen, zodat ik meer tijd voor verdieping over heb.

Het gaf een gevoel van competentie en zelfvertrouwen dat ik de vragen als reeds bekend beschouwde, maar ik wil onderzoeken hoe ik voorbij die vragen kan komen om meer verdiepende vragen te krijgen.


18 november 2021

Gesprekspartner: Jeroen Onstenk – extern begeleider

Context: Kennismaking, onderzoeksmethode, hoofdvraag en deelvragen, bewustwording, interventie, dubbele lagen, praktijk en theorie, coderen, feedback bespreken.

Uit het gesprek:

Naast dat de interventie een mogelijk handvat kan bieden om de praktijk in interactie met de opleiding te verbeteren ten behoeve van de student kan, als mogelijk bijvangst, aldus Onstenk, ook na afloop eventueel input worden verzameld om de beoordeling scherper te krijgen.

Onstenk gaf meerdere malen aan dat het onderzoek twee lagen kent, namelijk: het bewustwordingsproces van de student en de interventie. Dit onderscheid dit duidelijk te worden gemaakt en worden onderscheiden. De interventie is er eentje vanuit de opleiding die tot heeft het bewustwordingsproces van de student en praktijkbegeleider te vergroten. De praktijkbegeleider zijn handelen komt in de transscriptie naar voren en de onderzoeker kan hierop coderen en analyseren. Ook kan de onderzoeker hierin met de praktijkbegeleider naar effectieve vragen en begeleiding binnen de interventie gaan zoeken. De praktijkbegeleider is een actor in het onderzoek. De student zijn handelen wordt bevraagd en besproken in de interventie en hiermee ontwikkelt deze een mogelijk bewustwordingsproces. De student expliciteert zijn handelen. Daarnaast dient de student ook de keuze voor de foto te expliciteren. Zowel de student, als de praktijkbegeleider, als de opleiding hebben dus belang bij de interventie. Alle studenten en praktijkbegeleiders zijn hiermee stakeholders, een paar zijn participanten.

Samen met Jeroen Onstenk heb ik uitgewisseld of er wel of geen criterium aan de te maken foto’s zou moeten zitten. Nu zit het er nog niet aan, maar naar aanleiding van de input die er binnen komt is het allicht mogelijk iets te zeggen over welke foto’s welke rijkheid van gesprekken met betrekking tot het didactisch handelen passend bij dramaonderwijs uitlokken.

Interessant was het gesprek ook over actieonderzoek en ontwerpgericht onderzoek. Jeroen Onstenkt gaf aan (Jeroen Onstenk, persoonlijke communicatie, 18 november 2021) dat ieder onderzoek in onderwijs uiteindelijk ontwerpgericht is en dat ontwerponderzoek een vorm van actieonderzoek is.

Interessant was ook het feit dat één van de studenten de eigen transscriptie zelf reeds had gecodeerd. Hierdoor kan de onderzoeker de transcriptie van het gesprek zelf ook coderen en op deze wijze de betrouwbaarheid onderzoeken. Op deze wijze ontstaat er een membercheck binnen het onderzoek.

Onstenk raadde aan niet inductief, maar deductief te coderen. Dit betekent dus dat er meer vanuit de theorie zal moeten worden gecodeerd. Dit zei hij, omdat binnen het tijdspad dit haalbaarder is en inductief echt heel moeilijk is. De deductie komt dan voort vanuit de theorie over pedagogisch handelen en klassenmanagement, didactisch handelen algemeen en didactisch handelen specifieker gerelateerd aan dramaonderwijs. Deze indeling noemde ik en werd door Jeroen Onstenk erkend. Ik noemde deze indeling als aanzet, omdat ik deze vanuit enkele boeken Marzano, een artikel over stimulated recall over dramales geven in Finland, en de openingsrede van Onstenk van zijn lectoraat bij Inholland herkende. Deze boeken dien ik nog wel nader uit te diepen. Binnen het coderen kan ik, door duidelijk te hebben wat ik wil herkennen, zien wat ik wil, maar ik krijg ook zaken te zien die ik zelf niet had genoemd. Die zal ik dan een plek moeten geven.

Met Jeroen Onstenk heb ik ook gesproken, mede naar aanleiding van het nagesprek dat ik had na een interventie,over de vragen bij de foto tijdens de interventie. Ik dien af te checken na de kennismakingsronde of de praktijkbegeleider voldoende uit de voeten kan met het lijstje en of het voldoende helpt het gesprek over drama te krijgen. Hoe wordt er gesproken over drama nav het lijstje. Dat moet ik helder krijgen binnen de transscripties en dmv nagesprekken met de praktijkbegeleiders. Binnen de 10 minuten van het gesprek dien ik de twee á drie hoofdvragen te stellen die helpend zijn. Welke topics breng ik als onderzoeker daarvoor aan? Dit moet ik compact op een blad krijgen, met eventueel op een apart blaadje erbij aan welke vragen of begeleidingsvragen ik dan denk.

In mijn notitieboek heb ik schema geschetst hoe ik in een excel de gesprekken en codering ervan in relatie tot de context en praktijkbegeleiders bij kan houden.

Belangrijke notitie is dat binnen de gesprekken tussen de student en praktijkbegeleider niet alleen theorie, maar ook praktijkkennis een plek mag hebben. Deze topics worden of zijn in de codering gedefinieerd en dienen betekenis te krijgen.

Onstenk gaf aan dat ik in mijn onderzoeksplan (als toelichting op de feedback) nog kritisch moet kijken naar de begrippen validatie (meet ik wat ik wil meten) en betrouwbaarheid (laat ik mijn data checken, is het echt de data). Zo moet ik over de vragenlijst checken of ik echt aan de hand van die vragen het didactische, dramatisch didactische en pedagogische check. Dat moet ik laten valide maken en ook checken of die data betrouwbaar is. En dit navolgbaar blijven doen.

De 1e ronde met de interventie kan een kennismakingsronde zijn, waarin die in de tweede ronde kan worden verfijnd.

Jeroen Onstenk en ik hebben afgesproken in Januari weer samen af te spreken en in de tussentijd digitaal contact te hebben.

Reflectie:

In het gesprek kwamen Onstenk en ikzelf erachter dat ik de neiging heb om als onderzoeker snel te normeren. In het belang van het onderzoek moet ik dit zoveel mogelijk blijven uitstellen, dan wal mijn normering ook laten vaststellen door anderen. Dit doe ik nu onder andere met de codering, die ik intersubjectief wil vaststellen. 

Verder kwam ik erachter dat ik een hoop al heb uitgezocht en een aantal aspecten nog wat exacter dien te verwoorden. 


29 oktober 2021

Gesprekpartners: Paul Verschuur, Arianne Musschoot, Mitzy van den Eynde

Context: Logboek, peerfeedback

In eerste instantie heb ik een vraag gesteld over mijn werkwijze in relatie tot het logboek. De algemene feedback op het logboek was dat het heel duidelijk was en dat het fijn was dat men als bezoeker ook geattendeerd werd om te reageren. Ook de aanpassing die ik zelf had gemaakt, vlak voordat onze meeting begon, om bronnen samen te voegen binnen een bepaalde context als ik ze noemde werd gewaardeerd. Het werd genoemd als navolgbaar, maar de eerste zin die men leest die moet duidelijker. Het plaatsen achter een wachtwoord werd ivm AVG van de praktijk van de studenten geprezen.

Daarnaast was het een goede oefening om het onderzoek nogmaals te beschrijven in de groep. Paul en ik kwamen elkaar tegen binnen dezelfde dilemma’s van de dualiteit van actieonderzoek en ontwerpgericht onderzoek en de dubbele laag die we daarbij hebben. Binnen het gesprek kwam ik meer tot actieonderzoek.

Reflectie en wijzigingen door het gesprek:

De eerste zin heb ik na afloop vervangen en het mailadres persoonlijker gemaakt.

Binnen het onderzoek gaf Mitzy een aantal belangrijke punten aan die ik in de leeswijzer dien te verwerken en als ankerpunten (via html) te verwijzen. Om te voorkomen dat het begeleidingsverslag een lange rits aan tekst wordt, kan er in het begeleidingsverslag ook in subkoppen (peerfeedback, begeleidingsverslag extern, enz) gewerkt worden. Dit dien ik te beslissen als het niet meer navolgbaar is. 

 

 


16 oktober 2021 – 12.45-13.15

Gesprekspartner: Pedro Bennaton  (research days)

Context: Image theatre, interventie, Boal, Foto, methode, context scheppen van de praktijk

Nadat twee eerder aangeraden experts er niet waren kwam ik terecht bij Pedro Bennaton in Spanje (digitaal, weliswaar). Wat cadeautje was dat. Pedro is onderzoeker en heeft ervaring als theatermaker en docent. Hij kende hiermee de context

Pedro stelt aan het begin van het gesprek vragen om de context van het onderzoek helder te krijgen.

Pedro haalde aan om ook vanuit image theater van Boal het onderzoek te benaderen. Waarbij de student eventueel de foto opnieuw neemt maar nu met gewenst gedrag in een pose. Op deze wijze kan de foto worden geïntervenieerd. Daarnaast besprak Pedro de waarde om het moment voor de foto en na de foto (verleden (past-tense) en gewenst resultaat (future-tense)) te bespreken. Zo ontstaat een projectie van toekomstig gewenst handelen.

Over de dubbele laag in het onderzoek, dat het zowel een interventie als methode is, gaf Pedro aan dan onderzoek veelal een interventie is. Onzichtbaar zijn lukt namelijk niet. Daarmee stelde hij me gerust hierover, maar hij gaf wel aan, overeenkomstig met Jeroen Onstenk, dit duidelijk te beschrijven.

Reflectie op het gesprek:

Het verkrijgen van context, zoals Pedro dat aan het begin van ons gesprek doet, is van belang om als onderzoeker mee te nemen wanneer de foto’s besproken worden als herinnering door de studenten. Het is dus aan mij om in de eerste vraag en in het gesprek dit mee te laten nemen. Daarmee kan beter vergelijken. Maar ook de potentiële rijke taal die eraan gegeven wordt kan er invloed op hebben (evenals de ervaring van de praktijkbegeleider (Onstenk, persoonlijke communicatie, 14 oktober 2021).

De benadering vanuit image theatre brengt een artistiek element het onderzoek in wanneer ik dit toepas. Dit kan voor drempelverhoging bij de student zorgen, maar ook voor embodiment. Het is interessant om de theorie van Boal er eens naast te leggen. Zo kan er binnen de foto geïntervenieerd worden.

Het bespreken van het gewenst en het vorige resultaat van het handelen, dus niet het moment in de foto wakkert het bewustzijn aan. Eventueel embodyment is een optie. Maar ik vind het boeiend om vanuit een kruis de potentiële interventie verder te ontwikkelen.

Ik moet, in overeenkomst met het gesprek met Jeroen Onstenk op 14 oktober, een wijze verzinnen om de ervaring van de praktijkbegeleider (na afloop om het onderzoek niet te beïnvloeden) en de student (na afloop om het onderzoek niet te beïnvloeden) vastleggen.

 


16 oktober 2021 – 12.00-12.30

Gesprekspartner: Hans van Regenmortel – muziekpedagoog (research days)

Context: Methodiek, didactiek, dramavaardigheden in brede context, nieuwe codering, vaardigheden

Nadat ik aan Hans van Regenmortel over mijn onderzoek vertelde gaf hij aan dat de foto zorgt voor een gelijkwaardige aanpak, gelijkwaardig gesprek, tussen de student en de praktijkbegeleider. Hij noemde dat de verworven vaardigheden binnen drama (en andere kunsten, hij is zelf muziek pedagoog) breder inzetbaar zijn en dat de student dat daarmee ook kan inzetten op andere plekken. Hij zei dat het van belang is om de principes die principes breder te trekken.

Ook kwamen we er in het gesprek over te spreken dat de leerkracht zowel toeschouwer van het proces met en van de leerlingen tijdens de les is als toeschouwer op zijn eigen handelen en dat dit in het onderzoek naar voren kwam. Ondanks dat de kennis van de kwaliteit niet altijd aanwezig is bij de studenten (aankomend leerkrachten) kunnen ze deze tijdens een voorstelling of les wel degelijk herkennen. Dit herkennen komt volgens Hans voort uit de al aanwezige kennis over hoe we ons als mensen bewegen in tijd en ruimte en verhouden ten opzichte van begrippen als: contrast, herhaling, variatie en verwachtingspatronen. Binnen dit gegeven zou de student ook aan de hand van deze begrippen kunnen reflecteren op zijn handelen in relatie tot andere reeds bekende didactiek of pedagogiek. Vanuit deze parameters zou het gesprek dus ook kunnen worden gevoerd.

Reflectie:

Aansprekend was dat Hans de gelijkwaardigheid in het gesprek herkende.

Ook was het fijn dat Hans (overeenkomstig met het gesprek van 14 oktober 2021 met Jeroen Onstenk (extern begeleider)) aangaf dat de verworven vaardigheden binnen het geven ander onderwijs toepasbaar is. Dat daarmee de bewustwording van de competenties van belang is.

Het reflecteren aan de hand van de meer artistieke termen (contrast, herhaling, variatie en verwachtingspatronen) vind ik mooi en sterk al vraag ik mij af een student van jaar 1 en 2 en eventueel een praktijkbegeleider daar altijd voldoende ‘rijke taal’ (Onstenk, persoonlijke communicatie, 14 oktober 2021) aan weet te geven.

 


14 oktober 2021 – 15.00-16.45

Gesprekspartner: Jeroen Onstenk – extern begeleider

Context: Kennismaking, onderzoeksmethode, hoofdvraag en deelvragen, bewustwording, interventie en dubbele lagen.

Uit het gesprek:

Over competenties, die bestaan uit kennis, vaardigheden en attitude, gaf Jeroen aan dat kennis en vaardigheden aan te leren zijn en dat onder attitude onder andere durf en het zicht op het leerproces valt.

Onstenk vroeg waar de afbakening in de hoofdvraag de onderzoeksgroep vandaan kwam en stelde voor deze te verwijderen. Hiermee werd het onderzoek meer haalbaar in de tijd, doordat deze groep niet onderzocht en beschreven hoefde te worden als onderdeel van het geheel.

Onstenk noemde dat het onderzoek gedeeltelijk of allicht helemaal ontwerpgericht is en dat dit consequenties heeft. Hij daagde mij uit dit helderder te omschrijven en hierop in te gaan in een volgende contextualisatie. Hij benoemde ook de mogelijkheden vanuit een meer actieonderzoek gerichte aanpak. Hierbij noemde hij onder andere dat de foto en het gesprek, wanneer in herhaling toegepast, hier onderdeel van zou kunnen zijn. Door na het herhaalde moment een herhaald gesprek te doen kun je als onderzoeker eventueel de interventie aanpassen.

Tussen het didactische pedagogische handelen is er een constante wisselwerking. Onstenk maakte de vergelijking met het besturen van een auto, waarbij de handelingen van de bestuurder het didactische element is en het al dan niet bewust ontvangen en verwerken van de signalen vanuit de omgeving het pedagogische handelen waarbij ingegaan wordt op de relationele aspecten.

 

Onstenk noemde het kwadrant van bewust bekwaam en onbewust bekwaam handelen en gaf aan dat wanneer onbewust (on)bekwaam handelen expliciet gemaakt kan worden door regels en patronen te benoemen die de bewustwording van de ervaring bevorderen.

Onstenk raadde aan om competentie en het gevoel van competentie als basisbehoefte in het onderzoek mee te nemen.

‘Bewust worden is een onderdeel van de ontwikkeling’ (Jeroen Onstenk, persoonlijke communicatie, 14 oktober 2021)

Onstenk besprak een mogelijke opbouw voor een verbetering van het onderzoeksplan. Dit was:

Fase A: de gesprekken observeren en vergelijken en vanuit daar een eventuele verbetering in de interventie doorvoeren.

Fase B: Gesprekken wederom observeren en vergelijken. Vergelijk of er meer rijke taal naar voren komt in relatie tot dramaonderwijs.

Fase C: Een gesprek met de studenten uit de interventie. Eventueel ook met studenten die niet bij de interventie betrokken waren.

 

Er moet ook rekening worden gehouden bij de analyse van de gegevens met de eventuele aanwezig kennis, vaardigheden en ervaring binnen het voeren gesprekken en in relatie tot dramaonderwijs bij zowel de begeleiders als de studenten. Ikzelf (de onderzoeker) gaf aan deze inventarisatie pas na afloop te willen doen om de eventuele vraagstelling zo min mogelijk vooraf te beïnvloeden. De basisgegevens dienen te worden geïnventariseerd. Ook dient hier te worden gevraagd hoe ze over drama op het PO denken, omdat dit invloed op het gesprek kan hebben.

 

Betreffende het begrip bewustwording in relatie tot competentieontwikkeling gaf Jeroen Onstenk aan dat de student hierbij reflecteert op een ervaring en zo geleerde competenties onder worden brengt.

 

Onstenk gaf aan dat de onderzoeker moet benadrukken dat hij het gesprek van de studenten niet zelf beoordeeld, maar dit laat doen door een andere opleidingsdocent drama. De input uit de onderzoeken dient de onderzoeker wel te kalibreren.

 

‘Bewust worden betekent competenter worden.’ (Jeroen Onstenk, persoonlijke communicatie, 14 oktober 2021).

 

De keuze voor de onderzoeksgroep dient te worden benoemd. Dit heeft namelijk impact op de rijkheid van de begeleidingsgesprekken. Zo zal, gaf Onstenk (persoonlijke communicatie, 14 oktober 2021) aan, een eerstejaars minder taal hebben om zich uit te drukken dan een vierdejaars. Dit geldt ook voor de praktijkbegeleiders en hun ervaring.

 

Uiteindelijk komt het onderzoek tot aanbevelingen voor dramaonderwijs aan de hand van de interventie en tot mogelijke aanbevelingen in relatie tot andere vakken.

 

 

Onstenk noemde dat de didactiek en pedagogiek niet onlosmakelijk zijn en aan elkaar verbonden zijn.

In het onderzoek dient er onderscheid te worden gemaakt tussen observaties en analyse.

Ook de generieke waarde van het leren geven van dramaonderwijs (hoe het de zeggingskracht van de aankomende leerkracht ontwikkelt) kan worden benoemd als competentie, dit staat echter wel in spanning met de ambachtelijke vaardigheden van de drama als kunstvak.

 

Het bekijken van de foto biedt mogelijkheid voor de student om buiten zichzelf te treden en het lesgeven van afstand te observeren.

Binnen dit onderzoek is er niet een gelijk nulpunt bij de deelnemers om vanuit de vertrekken want er is een diversiteit aan 16 jaar (of meer) van (onderwijs)ervaringen met dramaonderwijs aan vooraf gegaan.

In maart dient de onderzoeker trefwoorden voor de enquête te kennen.

 

Reflectie: Terugkijkend op het gesprek dien ik prioriteit te geven aan het herformuleren van de hoofdvraag, zodat deze meer haalbaar wordt in de tijd en mogelijkheden. Daarnaast dien ik de onderzoeksopzet grondig te onderzoeken, schematiseren en eventueel aan te passen, zodat het meer richting krijgt. Ook dien ik in het onderzoek van bewustwording te spreken en niet van bewuste competenties. Dit eerste is namelijk beter te onderzoeken. De complexiteit is het onderzoek is groot, hierom dient er veel te worden afgebakend vooraf en dit te worden geduid. De eventuele dubbele lagen dienen te worden benoemd of te worden vermeden. 

GEPSREKNOTITIES: Notities 14 oktober 2021


10 september 2021 – 20 minuten

gesprekspartner: Carry van Bokhoven – onderzoeksbegeleider op MKE

Context: Onderzoekstart. Ethische kwesties. Onderzoeksvraag.

Op 10 september heb ik met Carry van Bokhoven gesproken over mijn onderzoeksplan en de bijstelling die ik heb gemaakt in de onderzoeksvraag naar aanleiding van de gelezen literatuur.

Reflectie: Wat dit mij heeft opgeleverd is de bevestiging dat ik op de goede weg ben. Dat ik kritisch moet kijken naar de rol van de praktijkbegeleider en de mogelijkheden om de juiste vragen tussen praktijkbegeleider en de student in te leggen. Dat ik het statement over de onbewust competentie nog sterker kan onderbouwen door te wijzen op de verschillende beoordelaars van de afgelopen jaren. Ook moet ik de respons van de eerste opdracht afwachten en kijken hoe ik die groot krijg.