Juli 2021 – [Onderzoek – MKE2]

Juli 2021 – Tijd


15 juli 2021 – Oriëntatie op interventiemethode door middel van een foto

Gesprek ter oriëntatie op de methode (t.b.v. potentiele intervisie) en potentiële codering n.a.v. een foto die is gemaakt bij een dramales, zoals die gegeven is aan kleuters. De transcriptie van dat gesprek is hieronder te vinden. Deze en een tweede later uit te voeren oriëntatie wil ik gebruiken om de gelezen literatuur zich toe te laten verhouden voorafgaand aan de volgende stap. Daarnaast gebruik ik het materiaal om coderingsopties of analysemogelijkheden op los te laten.

Opleidingsdocent: Sander van den Brink

Student: A.

Wijze: Digitaal

Opleidingsdocent:          We hebben deze foto hier. We zien hem allebei. Uuhm… Ik vraag me allereerst af als jij naar deze foto kijkt, kan je dit moment herinneren?

Student:                              Ja.

Opleidingsdocent:          Oké, want wat… wat ben je aan het doen?

Student:                              Dit was na de… De… Ja, na de beginsituatie, ja, zeg maar. Hiervoor had ik net met de kinderen uit de beginspel gezien, gespeeld. Met… Nou, ja… gewoon een inoefening van een opdracht.  En hier liet ik ze allemaal op de grond zitten en kijken naar mij en ik daar vertelde ik wat we gingen doen.

Opleidingsdocent:          Oké, en wat zie jij op deze foto?

Student:                              Ik zie kinderen op de grond zitten, kijken naar mij en ik sta.

Opleidingsdocent:          En waar kijk jij naar? Wat zie je waar jij naar kijkt?

Student:                              Naar… Naar hun, naar beneden.

Opleidingsdocent:          Oké en wat zie je dat de leerlingen doen?

Student:                              Uuuhm…Ja het merendeel kijkt naar mij.

Opleidingsdocent:          Oké, als jij nu je zegt: ‘oké ik kan me dit moment herinneren van deze foto’. Kan je hier ook herinneren dat je alle mensen op deze foto hebt gezien? Heb je die allemaal gezien? Op dat idee niet veel op dat specifieke moment, maar rondom dit moment, natuurlijk.

Student:                             Uuuh…

Opleidingsdocent:          Kun je dat herinneren of weet je dat niet meer?

Student:                             Er zal vast iemand zijn die ik niet gezien heb… Aangezien het een vrije situatie is vind ik het lastig om nog tijdens zo’n moment mijn focus op iedereen te blijven te hebben.

Opleidingsdocent:          Humt. Mm.

Student:                             Dus… Zover ik me kan herinneren, heb ik ze gezien die… Maar ik zou me niet verbazen, als ik op dat moment d’er eentje gemist, of meerdere, heb.

Opleidingsdocent:          Oké en, en jij neemt hier een bepaalde houding aan voor deze groep. Is dat met een reden dat jij bijvoorbeeld staat ten opzichte van de rest, of niet? Welke houding neem je aan?

Student:                             Nou, Ik had er eigenlijk voor gekozen hun te laten zitten, omdat ik merk dat er dan wat meer rust is en ik dan een duidelijker uitleg kan geven dus. Ja, de reden dat ik zelf ben gaan staan, heb ik niet echt. Maar ik dacht ja…, gaat dit voor mij makkelijker als nu sta? Ja, duidelijk even alle ogen, zichtbaar, op mij gericht.

Opleidingsdocent:          Ja. En als je dan eens een foto ziet wat, wat denk jij dan van deze… Van dit van dit moment?

Student:                             Ja, ik zal vond het wel een goed moment. Als de aandacht van je hebt…

Opleidingsdocent:          Ik heb er geen oordeel over hè? Voor de duidelijkheid, dus ik voor dat aanhaalde.

Student:                             Ik vond het… Ik vind dat ik een goede les toen heb gegeven en op dat moment had ik ook echt de aandacht van de kinderen. Dus, ja… Ik leg de goede, ja, goede manier om ze aan te spreken.

Opleidingsdocent:          Ja, en… en welke, uuuh, competenties zet je nu echt in om hier die leerlingen aan te spreken?

Student:                             Stilte.

Opleidingsdocent:          Welke vaardigheid? Competentie, is misschien ‘n heel groot woord.

Student:                              Ik moet echt denken.

Ja, Ik denk gewoon in orde. Waardoor ik daardoor makkelijk kan vertellen wat ik wil en wat we gaan doen.

 

Opleidingsdocent:          En… De…

 

Student:                              Orde.

 

Opleidingsdocent:           En… En hoe bereik jij die orde bij deze leerlingen in dit in dit moment?

 

Student:                              Door ze stil op de grond te laten zien en te vragen om stilte. Vragen of ze op de grond willen zitten. Vragen of ze naar mij, ja, willen luisteren. Dus, ja, door, door ze te vragen.

 

Opleidingsdocent:          Kan je ook terughalen wat je bijvoorbeeld in stemdynamiek doet om die orde hier te bereiken.

 

Student:                             Nou, ik weet dat ik voordat ik ze op de grond liet zitten klapte ik in mijn handen toen ging ze zitten. Toen zei ik van:  ‘nou, ga zitten op de plek waar je staat’. Ik gebruik daar niet echt stemverheffing bij. Ik ben natuurlijk wel in de gymzaal dus het is wel iets harder als normaal, maar het is niet dat ik van het schreeuwen ofzo ben. Ja, op dit moment heb ik eigenlijk gewoon op een normale manier tegen ze gepraat en wanneer ik merk dat iemand afgeleid was en ik dat opmerkte, dan sprak ik ze even aan van ‘hé, ik sta hier. luister mee’. Dus… Ja, door ze gewoon aan te spreken, op het moment dat het misgaat, of…

 

Opleidingsdocent:          En…

 

Student:                             En…

 

Opleidingsdocent:          ‘En’, zei je?

 

Student:                             En ook natuurlijk een stuk op het moment dat het goed gaat.

 

Opleidingsdocent:          Ja. En… En zet je dan nu ook een bepaalde spelmatige vaardigheid in, in dit moment.

 

Student:                             Nee.

 

Opleidingsdocent:          Oké. En… En wat zet je dan wel in wat je kunt relateren aan een dramatische didactiek in deze foto, in dit beeld?

 

Student:                             Uuuhm… Ik heb… Ik heb wel…Tijdens deze uitleg heb ik wel dingen voorgedaan, dus toen ik vertelde van: ‘nou, we gaan straks het verhaal van de clown naspelen’, dan deed ik wel, zeg maar, dingen voor. Van… ‘nou bijvoorbeeld als ik direct ga praten dan jullie allemaal je ogen dicht en gaan op de grond liggen met je ogen dicht alsof je aan het slapen bent’.

‘Nou, doe maar even mee, ga maar even liggen op de grond.

 

Opleidingsdocent:          Humt Mm.

 

Student:                              Dus op die manier. Dat heb ik daar ingezet.

 

Opleidingsdocent:          En heb je… dat later ook nog ingezet, dat voordoen?

 

Student:                              Ja. Ja. Aan het begin van het verhaal was die dus aan het slapen en zo zag je dus dat het een dat ik net als vorige nadoen, dat hun dat ook nadelen.

 

Opleidingsdocent:          Ja. Stilte. Oké, éh, en… Als je nu dit gesprek relateert aan deze foto. Wat… Wat levert jou dat op? Wat doe je met die informatie?

 

Student:                             Ik neem het mee naar een volgende keer. Dat ik dus nu terugdenk en denk ‘o ja, ik heb het toen voorgedaan. En zij deden mee. Dat werkte.’ Het geeft mij wel wat verheldering voor de volgende dat… dus dat dat wel een beetje besefmoment is van: nou, dat heb ik goed gedaan. Dat zou ik de volgende keer doen.

 

Opleidingsdocent:          Oké Helder. En… En, en je zegt ‘dat’ heb ik goed gedaan, wat is ‘dat’ dan precies?

 

Student:                             Het modelen. Het voordoen en het daarna misschien laten meedoen.

 

Opleidingsdocent:          Oké, dus het voordoen en laten meedoen. En… En, en, uuuh… Doe je dan nog iets specifieks met je met je lijf in het voordoen waar je op oplet?  Of…

 

Student:                             Wel een beetje op hun niveau te doen, zeg maar. Dus echt, ja, herkenbare dingen te doen. Echt voor ze op de grond liggen. Laten zien van, nou. Ja. Dat het herkenbaar voor hun is en niet lastig.

 

Opleidingsdocent:          Oké nou, dank je. Dank je wel.

*****************

Na het gesprek is er nog gesproken over de methodiek. 

Naar aanleiding van een oriëntatie op de interventie om beeld (foto) bewustzijn te vergroten van het handelen van een student binnen een dramales hebben na afloop de volgende gesprekken plaatsgevonden.

15 juli 2021 – tussen opleidingsdocent en student

 

Opleidingsdocent:          Even los van dit moment. Maar ik probeer nu niet te refereren, want ik dacht, Ik wil jouw woorden. Door hier zo over zo’n foto te praten, levert jou dat op of zeg je ‘nou wat een onzin’?

Student:                              Ja. Nee, eigenlijk wel, omdat ik zelf nu… Normaal kijk je niet zo bewust ernaar en als ik dan telkens reflectie aan het schrijven ben, dan… Ja, kijk je er toch op een andere manier naar… Van welke dingen heb ik goed gedaan als dat jij echt zulke vragen aan mij stelt?

Opleidingsdocent:          Humt

Student:                             Ik hoorde wel dat inderdaad het volgende. Dat ik in de basis het beschrijf, dat zit wel goed.

Opleidingsdocent:          Zou jouw praktijkbegeleider dezelfde vragen kunnen stellen als ik nu?

Student:                              Nee. Denk ik niet?

Opleidingsdocent:          Wat, wat mist daar?

Student:                              Nou ja, bij ons… Als ik een gesprek heb met met mijn praktijkbegeleider heb ik het hier echt over orde houden en het consequent zijn. ‘t Gaat niet echt over van… Wat levert het op, of…? Ja dat soort dingen. Dat is zo, zo, diep gaat het niet.

Opleidingsdocent:          Oké dus dus. Daar mis je iets in, oké…

Student:                              En vaak is het niet dat er vragen worden gesteld die wij krijgen van stagebegeleiders, maar meer van… ‘Nou, ik zou dit en dit toch niet beter doen.’ Niet dat ze je er zelf over laten nadenken.

Opleidingsdocent:          Oké, dus je krijgt eerder adviezen dan dat je vragen krijgt?

Student:                              Ja

Opleidingsdocent            zacht Oké. Stilte

Student:                              Dit slaat ook op de praktijkbegeleider als is op de basisschool.

Opleidingdocent:            Ja, ja, ja,… Dit is het spanningsveld waarin wij natuurlijk ook opereren, dat vind ik, dat vind ik interessant in dit onderzoek. Ik zie jou, letterlijk fysiek, 4 keer in het jaar.

Student:                              Ja.

Opleidingsdocent:          Dat zijn bij er iets meer… Toevallig ben ik jouw instituutsopleider,… Maar dat is in dit geval bijzaak. Dus voor drama zie ik je 4 keer in het jaar. Dus het leren moet plaatsvinden op de praktijk.

Student:                              Ja.

Opleidingsdocent:          In die momenten dat je die dagelijks geeft, dus die reflecties op die dramales die moeten zo scherp zijn dat je daar bewust de competenties in ervaart. Dus ik ga in mijn onderzoek zoeken naar, wat kan deze methode helpen om dat te bewerkstelligen? En dan moet ik natuurlijk afzetten tegen een andere methode om dat te kunnen zeggen, hé, het helpt, want bij die andere helpt niet of minder, dus ik moet daar nog…. Moet dat ook scherper krijgen. Uuuhm…Wat vond je een goede vraag die ik stelde.

Student:                              Lange stilte en een lachje. Uuuh… Ik denk welke vaardigheid ik heb ingezet om dit zo te krijgen.

Opleidingsdocent:          Wat vond je een vage vraag. Of een stomme of een gekke, …onder andere iets waarvan je zegt: nou, dat moet je gewoon niet doen.

Student:                              Nou je vroeg iets en misschien had ik gewoon niet zoveel… heb ik nog niet zo goede grote woordenschat lacht, maar over het maar welke spel? Jij vroeg iets over welke spelvormen? Je vroeg iets en daar gaf ik echt, …daar gaf ik de antwoorden om te… Omdat ik dacht van nou, volgens mij heb ik niet gedaan hierover. Het was mij niet bekend.

Opleidingsdocent:          Oké, dus…

Student:                              dus ik beschrijf zometeen welke vraag het was, maar… Ik kan nu even niet opkomen.

Opleidingsdocent:          Ja, eigenlijk was dit mijn test. Mijn oriëntatie op,… Op het onderzoek en dus… Ik gok dat jij nu heel druk ben met andere dingen. Ik ga de opname stoppen.