Bron: Rancière – de onwetende meester

Rancière, J. (2007). De onwetende meester (2e druk). Acco.

Er zijn volgens Rancière twee soorten emancipatoren. De ene stelt gelijkheid als doel en de ander neemt gelijkheid als uitgangspunt (Rancière, 2007, pp. 15).

Kennis is het middel om gelijkheid tot stand te brengen, volgens de progressieve onderwijsideologie van Rancière (2007, pp. 11, 14-15). Hierin haalt Rancière de moed van Jacotots, de zelfverklaarde stichter van ‘de methode van universeel onderwijs’, aan. Jacotot benoemt dat alle intelligienties gelijk zijn en dat er te onderwijzen over onderwerpen die men niet kent. Dit betekent dat er, door daarnaar te handelen, sprake is van een cruciale filosofische en politieke interventie met betrekking tot de betekenis van kennis en rol van het onderwijs binnen de emancipatie tussen de leerkracht en leerling. à SLUIT AAN BIJ DE INTERVENTIE

 

De gelijkheid tussen de leerkracht en de leerling is geen doel op zich, maar een praktische veronderstelling. Het is een uitspraak vanuit waar te handelen is. Door het gesprek en het handelen kan, vanuit de veronderstelling van Rancière (2007, pp. 21) dat de mensen over gelijke intelligentie beschikken, de kennis tussen beiden worden afgestemd. à SLUIT AAN BIJ RANDVOORWAARDE

 

Het is niet de vraag ‘wie wie onderwijst’, maar er is een ‘wij’ dat ‘ons’ onderwijst. Door aan elkaar te vertellen (het te verhalen) ontstaat een gelijkheid in intelligentie, ondanks dat de gelijkheid in kennis niet gelijk hoeft te zijn. Naast het raden en die stappen kunnen duiden is het vertellen een basis van de uitgangspositie van de gelijkheid in intelligentie. Om deze gelijke emancipatie te bereiken moet de meester onwetend zijn, of in iedere geval niet onderwijzen of uitleggen. De meester dient vooral te luisteren naar de leerling en hem te vragen wat hij zegt toe te lichten met de vragen: ‘wat zie je?’, ‘wat denk je ervan?’, ‘wat doe je ermee?’. (Rancière, 2007, pp. 20-25).  à SLUIT AAN BIJ DE INTERVENTIE EN VOORAL HET VRAGEN WILLEN EN KUNNEN STELLEN à LET OP DE DRIE VRAGEN. HOE SLUITEN DIE AAN BIJ BEELDCOACHING EN VTS. à WELKE PLEK KUNNEN DIE VRAGEN IN HET ONDERZOEK KRIJGEN?

 

‘Het werk van het denken is dan niet het abstreheren, maar het ontknopen, knopen en verknopen’. (Rancière, 2007, pp. 28) à MOOI CITAAT

 

‘Hij had hen enkele bevolen zich een weg door een woud te banen waarvan hij de uitwegen niet kende’.  (Rancière, 2007, pp. 47) à MOOI CITAAT VOOR ERGENS AAN HET BEGIN (VOORWOORD?)

 

Rancière (2007, pp. 48) beschrijft dat je op de tast, al radend, tot voorheen onbekende kennis kunt eigen maken. à WAT IS HIERVOOR NODIG? VALIDEREN (STAAT IN DE GEËMANCIPEERDE TOESCHOUWER

 

Men kan alléén leren en zonder uitleggende meester wanneer men dit wil (Rancière, 2007, pp. 50) à WIL EN RELATIE

Het principe van het universeel onderwijs begint ermee dat iemand iets moet leren en al het andere ermee dient te verbinden. Dan komt het tot een hoger niveau. De fragmenten van andere oefeningen, andere leraren, andere boeken komen samen. De leerling is daarmee geen papegaai van de meester, maar komt door vragen van de meester tot vergelijken antwoorden. Dit doet de meester door de driedubbele vraag: ‘wat zie je?’, ‘wat denk je ervan?’ en ‘wat doe je ermee?’, die tot in het oneindige gesteld wordt. Zo ontwikkelt de smaak, de intelligentie en de verbeelding (Rancière, 2007, pp. 58-61) à HOE KAN BINNEN HET KIJKEN NAAR DE FOTO ANDERE STOF VERBONDEN WORDEN? WELKE VRAGEN ZIJN DAARVOOR NODIG?

 

‘Er is slechts één vermogen, dat van het zien en het zeggen, van aandachtig zijn voor wat men ziet en zegt’.  (Rancière, 2007, pp. 62) à PRACHTCITAAT OM HOOFDSTUK OF ERGENS MEE TE OPENEN OM MEE TE DUIDEN.

 

Een meester kan altijd aan de leerling vragen om iets op te zoeken waarmee hij hetgeen hij zegt kan verifiëren. Daarmee is het geheim van een goede meester is door vragen op een onopvallende wijze de intelligentie van de leerling het werk laten doen, zonder dat deze aan zichzelf wordt overgelaten. De meester dient de leerling te begeleiden naar ‘een ding’ waarmee de leerling kan verifiëren. Dit ding kan bijvoorbeeld een object of boek zijn om zo woorden en zinnen aan de verworven inzichten te geven. Hiermee houdt de meester de leerling op de juiste weg (Rancière, 2007, pp. 64-65, 68-69). à VERFIËREN, WAARAAN ZIE JE DAT? VERBINDEN MET DE STOF. DENK OOK AAN OPMERKING GERT MALLEGROM OP 29 SEPTEMBER IN LOGBOEK (KAN DIT ALTIJD?)

 

De onwetende, de meester, dient over het vermogen te beschikken om het werk van de student te kunnen beoordelen en de kennis van de leerling te kunnen verifiëren (Rancière, 2007, pp. 67) à OP DOORVRAGEN IN DIEPTE INTERVIEW MET PRAKTIJKBEGELEIDERS IN HOEVERRE EN OF DIT MOGELIJK IS.

 

‘Wie zoekt, vind altijd. Hij vindt niet noodzakelijk wat hij zoekt, en nog minder wat hij moet vinden. Maar hij vindt iets nieuw dat te verbinden is met het ding dat hij al kent’.  (Rancière, 2007, pp. 68). à CITAAT. NIET SPECIFIEK VOOR ERGENS. DIDACTIEK MET PEDAGOGIEK VERBINDEN? KENNIS VERBINDEN? COMPETENTIES VERBINDEN?

 

Rancière (2007, pp. 80) maakt het punt dat hij niet wil stellen dat alle intelligenties gelijk zijn. Hierin geeft hij aan hij dit ook niet zozeer wil aantonen. Rancière wil laten zien wat de mogelijkheden zijn wanneer we vanuit de veronderstelling van gelijke intelligenties vertrekken. à OVER DE AANNAME VAN GELIJKE INTELLIGENTIES

ZIE PAGINA 87 VOOR LANGER CITAAT VAN JACOTOT, MOOI OM ERGENS WEER TE GEVEN

Het uitvoeren van handelingen zonder wil of reflectie zorgt niet de ontwikkeling van de persoon. Het is van belang om te kijken en te vergelijken (Rancière, 2007, pp. 88) à RELATIE MET KORTHAGEN EN REFLECTIE, COMPETENTIE, BEWUST BEKWAAM, BEKWAMEN

 

Na het proces van observeren, vergelijken en verifiëren dient de leerling te imiteren, zodat de nieuwe taal, kennis en/of vaardigheden voor en met hem kunnen spreken (Rancière, 2007, pp. 96-100). à EIGEN MAKEN, COMPETENT ZIJN

Wanneer iemand zegt dat hij iets niet kan of ergens niet competent in is, dan is dat volgens Rancière (2007, pp. 108-109) een minachting voor zichzelf en de ander, want daarmee wil hij zijn kunnen blootstellen aan het oordeel van de ander. Hij plaatst daarmee anderen in de superieure rol en bewerkstelligt daarmee een ongelijke emancipatie. Zo onthoudt hij zich van de taak van het leren.

 

‘Elke mens kan zich op elk moment emanciperen en een ander mens emanciperen’.  (Rancière, 2007, pp. 125) à CITAAT, PRAKTIJKLEREN, GELIJK POSITIE, BEVRAGEN, ZONDER VERDER CONTEXT SLECHT TE DUIDEN

‘een mens van de vooruitgang is een mens die zijn weg gaat, die gaat zien, experimenteert, zijn praktijk verandert, zijn weten verifieert en dat zonder ophouden’. (Rancière, 2007, pp. 142) à CITAAT. BLIJVEN LEREN. ONDERZOEKEN. HOUDING