Inleiding

Onderstaande onderwerpen zijn opgenomen in de inleiding:


Inleiding in context volledige tekst

Inleiding 6 3 22

Onderwerp

“Een groot deel van het curriculum van Pabo Inholland speelt zich af op de leerwerkplek (de praktijk).”

(Hogeschool Inholland, 2020, p. 32)

Elke locatie van de pabo Inholland heeft van oudsher banden met het regionale werkveld. De pabo Inholland wil toewerken naar een verdere integratie van leren op de werkplek en op het instituut. Hierbij wil Inholland daadwerkelijk samen opleiden met het werkveld (Hogeschool Inholland, 2020).

Dit onderzoek spitst zich toe op de pabo Inholland Den Haag en hoe het vak drama aangeboden wordt om studenten hierin te bekwamen. Bij de opleidingsvarianten van de Pabo Inholland Den Haag zijn de fysieke contactmomenten voor het vak drama voor iedere opleidingsvariant (voltijd, deeltijd, digitale-deeltijd, verkorte deeltijd, digitale verkorte deeltijd, flexibele pabo en zij-instroom) anders. Drama wordt aangeboden als één onderdeel met de kunstdiscipline dans binnen het vak kunstzinnige oriëntatie. Het vak wordt dus aangeboden als dans/drama. Binnen kunstzinnige oriëntatie toont de student, de aankomend leerkracht, hoe hij binnen de kunstdisciplines zich ontwikkelt en de kunstdisciplines (beeldende vorming, dans, drama en muziek) aanbiedt op zijn leerwerkplek. Het vak drama, dat samen met dans wordt aangeboden, wordt als fysiek contactmoment een aantal keer aangeboden aan de studenten. Het overige leren vindt plaat op de praktijk.

Tabel 1: overzicht aantal lessen dans/drama pabo Inholland Den Haag schooljaar 2021-2022
  Voltijd Deeltijd Digi-deeltijd Verkorte deeltijd

 

Digi-verkorte deeltijd Flexibele pabo Zij-instroom
Duur opleiding 4 jaar 4 jaar 4 jaar 2 jaar 2 jaar Flexibel 2 jaar
Aantal bijeenkomsten jaar 1 9 x 90 min. 4 x 60 min. 1 x 90 min. 4 x 90 min. 1 x 90 min. Flexibel

(fases)

2 x 90 min. (fases)
Aantal bijeenkomsten jaar 2 8 x 90 min. 4 x 60 min. Flexibel

(fases)

2 x 90 min.

(fases)

De digitale-deeltijdsstudenten leert vooral in de praktijk en via digitale asynchrone contactmomenten, in tegenstelling tot andere opleidingsvarianten die naast digitale asynchrone contactmomenten ook fysieke contactmomenten kennen. Het onderwijsaanbod is een vorm van blended learning, waar het praktijkleren onderdeel van is.

Blended learning gaat dus verder dan alleen de wisselwerking tussen fysiek onderwijs en gedigitaliseerd onderwijs, zoals Fransen (2020) aangeeft.


Context

“Er wordt in samenwerking met het werkveld ingezet op een voortdurende transfer tussen het leren in de praktijk en op het instituut.”

(Hogeschool Inholland, 2020, p. 33)

Het onderzoek richt zich op de studenten van de pabo die bezig zijn met het aanbieden van dramaonderwijs op hun stageschool en de praktijkbegeleiders van deze pabostudenten. Het onderzoek richt zich op studentgroepen die, ondanks de diversiteit in fysieke contacttijd, dezelfde beroepsproducten inleveren. Deze groepen zijn dus vergelijkbaar. Het betreft de eerstejaarsstudenten van de voltijd-, deeltijd- en digitale-deeltijdsopleiding tot leraar basisonderwijs van de pabo Inholland Den Haag.

Deze studenten leren dramalessen ontwerpen en geven aan hand van kennis, vaardigheden, inzichten en theorieën. De student wordt hierin begeleid op de pedagogische en didactische competenties om deze aan te bieden door de opleidingsdocent van de pabo en de praktijkbegeleider. Hiervoor heeft de student naast educatieve ook minimale artistieke vaardigheden nodig. Deze worden ten behoeve van de praktijk onderzocht in interactie met de praktijkklas, praktijkbegeleider en opleidingsdocent. De ontwikkeling in het artistieke gebeurt dus in wisselwerking met de ontwikkeling in het educatieve.

In dit onderzoek wisselt de onderzoeker tussen de rol van kunsteducator (pedagoog en didacticus), inspirator, coach, onderzoeker en beoordelaar binnen een actueel gesprek met de student over kunstonderwijs. De onderzoeker dient rekening te houden met de diversiteit aan rollen en de mogelijke invloed op het onderzoek. Hierom is besloten dat de rol van beoordelaar niet van toepassing zal zijn bij de studenten die deelnemen aan het onderzoek.


Aanleiding en omschrijving probleem

“De student wordt zich door de feedback van de praktijkexpert bewust van kwaliteit van zijn eigen handelen en kan hierdoor sturing geven aan zijn eigen ontwikkeling.”

(Hogeschool Inholland, 2020, p. 33)

Het onderzoek richt zich op het verloop en verbeteren het praktijkleren aansluitend bij het kunstvak drama. Studenten van de digitale-deeltijdsvariant geven bijvoorbeeld aan lastig tot het geven van dramalessen te komen. Ze weten vanuit eigen ervaringen niet altijd waar te beginnen (Van den Brink, 2020, 30:05). Ook studenten van andere opleidingsvarianten ervaren zichzelf niet altijd competent voor het geven van dramaonderwijs (bijlage 1). Opleidingsdocenten van de kunstvakken ervaren de kwaliteit van het werk van de studenten minder goed naarmate het aantal (fysieke) contactmomenten tussen docent en student afneemt (bijlage 2). Hiertegenover staat dat sinds 2016 de cijfers van de verschillende varianten van kunstzinnige oriëntatie, waar drama onderdeel van is, geen significante verschillen laten zien (bijlage 3). Deze cijfers zijn in de loop der jaren tot stand gekomen door diverse opleidingsdocenten en vergelijken steeds dezelfde toets van hetzelfde beroepsproduct per studiejaar. Deze gegevens samen zijn indicatief en geven aanleiding om de bewustwording van competenties van studenten bij het geven van dramalessen te onderzoeken, rekening houdend met de benodigde competenties voor de eigen vaardigheid en didactiek, zoals omschreven in de ‘Kennisbasis Pabo’ (Van Nunen en Swaans, 2018).

Daarnaast sluit het onderzoek aan bij de verregaande ambitie van Pabo Inholland om toe te werken naar een verdere integratie vanuit medeverantwoordelijkheid van het leren op de leerwerkplek en binnen het instituut. Binnen deze samenwerking is er ruimte voor het trainen van beroepsvaardigheden en kennisontwikkeling, door bijvoorbeeld intervisie en documentanalyse (Hogeschool Inholland, 2020).  Binnen deze ontwikkeling dient de student uiteindelijk feedback te krijgen op zowel zijn pedagogisch als didactisch handelen in relatie tot de theorie en specifieke context.

 

“Wat niet in het klimrek zit, daar kun je ook niet in klimmen.”

(Chris Kroeze, persoonlijke communicatie, 6 oktober 2021) 

De relatie (binnen het Samen Opleiden) en de uitwisseling van kennis en vaardigheden tussen de driehoek van de opleidingsdocent, student en praktijkbegeleider zijn van invloed op de ontwikkeling van de student. Die driehoek sluit aan bij Kelchtermans et al. (2010) wanneer zij spreken van werkplekleren. Kelchtermans spreekt hier van de driehoek van de opleiding, de lerende en de werkplek.

De feedback die studenten veelal krijgen van de praktijkbegeleider na het geven van een dramales is vooral gericht op het pedagogisch handelen. Zo gaf een tweedejaars student uit de deeltijdsvariant aan tijdens de voorbereiding van een middag voor praktijkbegeleiders ten behoeve van het Samen Opleiden (Klaas Wapstra, persoonlijke communicatie, 4 oktober 2021). In een oriënterende enquête (bijlage 1) afgenomen bij studenten geven zij aan dat ze het idee hebben dat niet alle praktijkbegeleiders even goed weten hoe ze de student binnen het dramaonderwijs kunnen begeleiden en dat er meer naar de handhaving van de orde gekeken wordt dan naar wat de les bij de leerlingen teweegbrengt. Deze discrepantie tussen didactische, vakinhoudelijke en pedagogische feedback op de lessen van de student binnen het praktijkleren is onderdeel van het te onderzoeken probleem.  Er zouden meerdere oorzaken van dit probleem kunnen zijn, bijvoorbeeld de plek in het curriculum (Jolijn Zwart, persoonlijke communicatie, 6 oktober 2021), onkunde of bijvoorbeeld visie (Margriet Brosens, persoonlijke communicatie, 22 januari 2022).

Vergelijkbaar met het signaal van deze studenten is wat Chris Kroeze, lerarenopleider en onderzoeker bij de HAN-universiteit, aangaf bij zijn lezing voor opleidingsdocenten en praktijkbegeleiders van de pabo Inholland Den Haag. Kroeze gaf aan dat een student alleen van dat kan leren op een praktijkschool wat aanwezig is. Leren in een beroepsomgeving, geeft Kroeze aan, betekent dat je ziet dat de leraren dingen doen, maar dat je niet ziet wat er onder de handelingen ligt. Je ziet de bovenkant van de ijsberg, maar niet alle beweegredenen eronder. Hierin heb je als student de vraag te stellen wie of wat er nodig is om je hiertoe te verhouden. Het is zo dat sommige leraren niet meer de herinnering hebben aan hoe ze ooit de vaardigheden geleerd hebben. Het bewustzijn van die intuïtie, handelingen en routines is verworden tot onbewuste kennis (Chris Kroeze, persoonlijke communicatie, 6 oktober 2021).

 


Doel

Vanuit de literatuur, interviews, het handelen van studenten en praktijkbegeleiders en reflectie wil dit onderzoek bijdragen aan het bewustwordingsproces van vakdidactische dramatische vaardigheden en theorieën ten behoeve van het aanbieden van dramalessen in het primair onderwijs. Door middel van de evaluatie van een begeleidingsinterventie in het werkplekleren onderzoekt dit onderzoek mogelijke handvatten voor begeleiding in de bewustwording van de competentieontwikkeling van dramaonderwijs gegeven door de student. De interventie moet de wisselwerking bevorderen tussen ervaringen, gedachten en (fysieke) betrokkenheid bij de verschillende instituten (praktijkscholen en Pabo Inholland) en personen.

Het onderzoek kent hiermee twee lagen. De eerste is het bewustwordingsproces van de studenten ten behoeve van het aanbieden dramaonderwijs. De tweede laag onderzoekt het effect van de interventie daarop en van de interventie op zichzelf.


Stakeholders

Binnen dit onderzoek zijn enkele groepen die een belang kennen bij de resultaten van het onderzoek. Dit zijn de studenten van de pabo Inholland Den Haag die binnen het praktijkleren een gedeelte van de competenties van het dramaonderwijs op de praktijkschool verwerven. Ook kennen de praktijkbegeleiders een belang, omdat de uitkomsten van het onderzoek mogelijke aanbevelingen bieden voor het nagesprek na een dramales en mogelijke begeleidingsvraagstukken. Daarnaast kennen de opleidingsdocenten drama van Inholland een belang in het onderzoek, want allicht bieden de uitkomsten of aspecten uit het proces een ingang om de student een bewustzijn te laten ervaren van vakdidactische dramatische vaardigheden en theorieën ten behoeve van het aanbieden van dramalessen in het primair onderwijs. Ook kan de interventie allicht een toekomstige suggestie voor de studenten zijn om aan de leeruitkomsten te werken. De studenten, praktijkbegeleiders en opleidingsdocenten hebben dus baat bij een middel van dat tussen de praktijkbegeleider en de student in kan worden gelegd dat het competentiebewustzijn vergroot.

De praktijkbegeleider van de student is ook een actor in het onderzoek. De praktijkbegeleider heeft naast toekomstig belang bij het onderzoek, omdat er een middel wordt onderzocht om gerichte feedback te geven op dramatische, didactische competenties, ook invloed op het onderzoek. De praktijkbegeleider zal het gesprek met de student in de praktijk voeren om het competentiebewustzijn van de student te onderzoeken. De achtergrond met dramaonderwijs, ervaring met lesgeven en begeleiden van studenten heeft daarmee ook invloed op de interventie.

Naast dat de studenten en praktijkbegeleiders stakeholder zijn, zijn zij die deelnemen aan de focusgroep, ook participanten.

Tot slot is ook het werkveld van lerarenopleiders drama op pabo’s belanghebbend, omdat meerdere pabo’s met de beperkte lestijd in combinatie met werkplekleren te maken hebben voor de kunstvakken (Arjen Stavenuiter, persoonlijke communicatie, 24 maart 2021; Madelief Debeij, persoonlijke communicatie, 20 september 2021).

Tabel 2: Het belang van de stakeholders
Direct belang Intern Belang Extern belang
·         Studenten pabo Inholland Den Haag

·         Praktijkbegeleiders van studenten van pabo Inholland Den Haag

·         Opleidingsdocenten drama van Inholland ·         Werkveld van lerarenopleiders van de kunstvakken

Relevantie

“De student leert door interactie met expert en verbindt praktijkervaringen aan opgedane (theoretische) kennis.”

(Hogeschool Inholland, 2020, p. 33)

Het onderzoek sluit aan bij de context van de hbo-opleiding Leraar Basisonderwijs van Pabo Inholland Den Haag, maar kan in breder perspectief leiden tot een vervolgonderzoek, omdat het betrekking heeft op de inrichting van het curriculum van de pabo’s. Een groter competentiebewustzijn kan bijdragen aan het zelfvertrouwen. Het ontbreken aan zelfvertrouwen voor de kunstvakken is bij studenten van pabo’s een gemis (Broekman, 2020; Hagenaars & van Hoorn, 2020). Volgens Hagenaars (2020) voelen ook de groepsleerkrachten zich niet in één of meerdere kunstvakken in grote mate bekwaam. Dit in onderzoek wil een bijdrage doen aan dat gevoel van competentiebewustzijn.

Omdat Hogeschool Inholland (2020) toe wil werken naar een verdere integratie van het leren op de werkplek en het instituut, waarbij daadwerkelijk het samen opleiden met het werkveld vanuit medeverantwoordelijkheid een uitgangspunt is, is het interessant hier voor het vak drama naar mogelijkheden te kijken.

Daarnaast zijn de uitkomsten allicht ook interessant voor andere vakgebieden, zoals Diana Gerritsen, opleidingsdocent rekenen en genomineerde leraar van jaar 2021 Inholland, opmerkte. Zij herkende de problematiek van studenten die pedagogische feedback ontvangen en weinig vakdidactische of vakinhoudelijke feedback krijgen in reflectieformulieren die studenten inleveren (Diana Gerritsen, persoonlijke communicatie, 20 september 2021).


Afbakening

Beperkte tijd in de praktijk

Doordat er in de praktijk van de leerkracht veel diverse lessen en activiteiten plaatsvinden en het begeleiden van de student daar ook een onderdeel van moet de begeleidingsinterventie passen binnen deze beschikbare tijd.

Niet beoordelen respondenten

De respondenten die deelnemen aan het onderzoek kunnen studenten zijn die de onderzoeker les geeft en beoordeelt. De respondenten die deelnemen worden niet door de onderzoeker beoordeelt, maar door een collega (Jolijn Zwart, opleidingsdocent drama). Hiermee zijn de deelnemers vrijer in hun antwoorden en handelen tijdens de begeleidingsinterventie en beoordeeld de onderzoeker niet zijn eigen uitkomsten van het onderzoek.

Raken via de ander

Door de diversiteit en afstand binnen het praktijkleren is het in de context niet mogelijk om als opleidingsdocent alle lessen van studenten na te bespreken met de student. De begeleidingsinterventie zal dus door praktijkbegeleiders moeten kunnen worden uitgevoerd. De praktijkbegeleiders zijn hiermee een actor in het onderzoek, maar geen onderzoeksonderwerp als het gaat om mogelijke uitkomsten van de begeleidingsinterventie.

Drama in het primair onderwijs door eerstejaars studenten

Het onderzoek richt zich op drama in het primair onderwijs en hoe deze lessen, gegeven door eerstejaars deeltijds- en voltijdsstudenten, bijdragen aan de kennis en vaardigheden van de aankomende leerkracht.

Beperkingen in tijd voor het onderzoek

Voor het volledige onderzoek, theorie en praktijk, is 476 uur beschikbaar. Dat betekent dat daar rekening mee dient te worden gehouden met het aantal respondenten. Daarnaast zullen de respondenten studeren in het eerste jaar, waarin er mogelijk ook afvallers zijn. Tevens vindt het onderzoek plaats in een tijd waarin corona voor schoolsluitingen of uitval van lessen kan zorgen. Hierom wordt ingezet op twaalf respondenten, zodat mogelijke beperkende factoren zoals uitval, scholensluitingen en beschikbare tijd het onderzoek niet verstoren. Hiermee gaat het onderzoek ervanuit minimaal 3 respondenten beschikbaar tot zijn beschikking te hebben gedurende de laatste fase van het onderzoek.

(Inter)nationale context

Het onderzoek wordt gedaan in de Nederlandse context binnen de pabo Inholland Den Haag. De verplichte literatuur op de pabo Inholland voor het (drama)onderwijs is hierbij een belangrijk gegeven.

Handelen in het vervolg

Het onderzoek richt zich op hoe de student zich door de begeleidingsinterventie bewust wordt van het handelen, de kennis en vaardigheden met betrekking tot dramaonderwijs. Het onderzoek doet geen uitspraken over hoe dit handelen, deze kennis en vaardigheden vervolgens terug te zien is volgende lessen die de studenten geven.